Toen Xander van der Wulp, politiek verslaggever bij de NOS, op Prinsjesdag het station uitliep, werd hij door demonstranten uitgescholden voor landverrader. Hij vertelde erover in de podcast De stemming. Dat scheldwoord was die dag vaker te horen. En te lezen – onder meer op omgekeerde Nederlandse vlaggen. Zelfs koning Willem-Alexander werd voor landverrader uitgemaakt.
Veel mensen associëren het woord landverrader met de Tweede Wereldoorlog. NSB’ers werden er toen voor uitgescholden. Althans, vooral ná de oorlog, tijdens de bezetting was men voorzichtiger.
In feite is het woord landverrader een stuk ouder. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft als vroegste vindplaats een citaat van Johan van Oldenbarnevelt. Voor wie het niet paraat heeft: Van Oldenbarnevelt was van 1586 tot 1619 – dus ruim dertig jaar – de belangrijkste bestuurder in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Hij werd door prins Maurits van Oranje, met wie hij lang intensief en goed had samengewerkt, beschuldigd van landverraad. Op 13 mei 1619 werd Van Oldenbarnevelt, op het Binnenhof in Den Haag, onthoofd.
IJzingwekkend om te lezen is hoe dit eraan toeging, zelfs ruim vier eeuwen later. Men was vergeten een stoel neer te zetten op het schavot zodat de terdoodveroordeelde op de houten planken moest knielen voor zijn laatste gebed. En omdat men te laat had gedacht aan een passende doodskist, werd een ruwe kist uit de voorraad gehaald die normaal voor moordenaars was bestemd. Van Oldenbarnevelt knielde, bad, trok zijn vest uit en zei daarna luid en duidelijk tegen de toegestroomde menigte:
Mannen, gelooft niet, dat ick een Landt-verrader ben, ick hebbe oprecht ende vroom gehandelt, als een goet Patriot, ende die sal ick sterven.
Moedige woorden gesproken op 13 mei 1619. Overigens: omdat deze executie zeer gedetailleerd is beschreven, weten we ook wat er gebeurde nadat Van Oldenbarnevelt de gevleugelde woorden ‘Maeck het kort, maeck het kort’ sprak. In een studie uit 1980 lezen we: ‘Het bloed liep in twee stralen uit de halsslagaderen op en over het schavot. Het publiek probeerde er wat van te bemachtigen om mee te nemen of te verkopen. In enkele minuten was al het bloed weggeroofd.’
Na een executie iemands bloed van het schavot roven om het te verkopen: soms wil je liever niet weten hoe verschrikkelijk mensen kunnen zijn.
Terug naar het woord landverrader. In 1656 meldde een Nederlandse krant dat er in Italië een “Landts-verrader’’ in “het publijck ghejusticeert’’ was – nadere details ontbreken gelukkig. In Nederland begon het woord weer rond te zingen nadat de gebroeders Johan en Cornelis de Witt in 1672 in Den Haag op gruwelijke wijze waren vermoord door leden van plaatselijke schutterijen. In een brief had iemand het over “de lantverraders’’ die nu “doot waeren’’.
Fascinerend iets vind ik dat van onze taal: dat er van zoveel woorden zoveel (soms subtiele) spellingvarianten te vinden zijn. We zagen al voorbijkomen landt-verraders, landts-verraders en lantverraders. Elders zijn onder meer nog aangetroffen landverradersch en landverraeders, maar al vanaf het eind van de zeventiende eeuw is de hedendaagse schrijfwijze opvallend dominant.
In veel van die bronnen vind je zeer nare verhalen over wat de (al dan niet vermeende) landverraders is aangedaan. In de volgende WoordHoek schrijf ik iets over het woord kanonnenvlees: na Poetins ‘gedeeltelijke’ mobilisatie is daar geen ontkomen meer aan. Ook dat is een naar woord. Daarom hier de belofte: de week erop iets luchtigs.
Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van WoordHoek? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.
Ewoud Sanders is journalist en taalhistoricus. Hij schrijft elke week voor het Instituut voor de Nederlandse Taal.
Twitter: @ewoudsanders