Vele safari’s geleden hielden we een lofzang op het woordje er. Twee letters, soms zelfs één (‘r). Bescheiden, nooit beklemtoond en van vele markten thuis:
- Wonen ze in Leiden? Ja, ze wonen er al een paar jaar.
- Ik denk er vaak aan terug.
- Wie wil nog een stuk? Ik heb er nog vijf.
- Er werd veel gelachen.
De titel van dat stukje luidde Er was er es een woordje. En laat nou net dat zinnetje nog een ander, onbenoemd gebruik van er zien.
Pseudo-er heet het. Geen echt er dus. Hoewel het er toch behoorlijk echt uitziet:
- Er was er es een boze tovenaar …
- O, kom er eens kijken …
Dat es en eens erachter is een aanwijzing voor wat er zo pseudo aan dit er is. Een andere aanwijzing? Soms hoor je het ook wel uitgesproken als:
- Er was ereis …
Dit is niet zomaar een vreemde uitspraak. Ereis is een oud woord, een samensmelting van ene reise ‘een reis’, dat ‘een keer’ betekende. Ereis is later weer geïnterpreteerd als er + es/eens.