Fossielen zijn de versteende dieren- en plantenresten die ons een inkijkje geven in het leven van lang geleden. En fossielen vind je niet alleen in de bodem, maar ook in onze taal. Als we praten, is ons taalgebruik doorspekt met fossielen: taalresten van soms wel honderden jaren oud. Versteend taalgebruik noemen we deze resten heel toepasselijk.
Met alle gevolgen van dien
Een bekend voorbeeld zijn de naamvalsuitgangen, die we al vaker hebben gespot op onze safari. We gebruiken ze zelf niet of nauwelijks meer productief, maar er blijven genoeg fossielen van over:
- de heer des huizes, een dezer dagen, met alle gevolgen van dien
- geenszins, vervolgens, willens en wetens
Men neme een aanvoegende wijs
Een minder bekend voorbeeld is de aanvoegende wijs. Misschien denk je hierbij gelijk met rillingen terug aan de Franse grammaticales. Maar men beseffe dan dat je deze vorm waarschijnlijk ongemerkt nog regelmatig bezigt in je moedertaal. In redelijk formele uitdrukkingen bijvoorbeeld:
- leve de koning, men neme één theelepel bloem, uw naam worde geheiligd
Maar ook in veel alledaagsere uitdrukkingen:
- koste wat kost, het zij zo, het ga je goed, als het ware
En zelfs als we vloeken, doen we dat geregeld in de aanvoegende wijs: godverdomme (een samentrekking van god verdoeme mij).*
* De grammaticasafari werd hierop gewezen door Hans Bennis tijdens het afscheidssymposium van Nicoline van der Sijs op 26 januari 2024.