Taal is een soort Leonardo da Vinci: ontzettend veelzijdig. Je kunt er bijvoorbeeld mee uitdrukken of iets in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd plaatsvindt, maar je kunt ook verwoorden hoe een situatie verloopt en hoe deze in de tijd begrensd is. Dit heet aspectualiteit. En daar hoef je helemaal niet zo veel woorden aan vuil te maken!
Marie houdt van taart
Aspectualiteit zit bijvoorbeeld in werkwoorden. Zo zijn werkwoorden als weten, houden van en zijn ‘statisch’. Ze drukken een toestand uit zonder eindpunt, ontwikkeling of verandering. Die ontwikkeling zit wel in lopen of zwemmen. Vergelijk Marie houdt van taart met Marie loopt buiten. De eerste zin drukt iets onveranderlijks uit, terwijl er bij de tweede sprake is van beweging en verplaatsing. Beide zinnen hebben wel gemeen dat er een eindpunt ontbreekt, maar daar kan verandering in gebracht worden!
Het eindpunt
Wanneer je zegt Marie loopt de tuin in is er niet alleen sprake van beweging, maar ook van een eindpunt, namelijk het moment dat Marie zich in de tuin bevindt. De toevoeging de tuin in noem je een ‘resultatief complement’.
Kan houden van dan ook een eindpunt krijgen? Goed nieuws voor de romantici onder ons: nee, dat kan niet. Statische werkwoorden kunnen namelijk niet gecombineerd worden met zo’n resultatief complement. Een beetje jammer dat haten ook een statisch werkwoord is…