In het najaar worden de nachten steeds langer en de dagen steeds korter. Oktober is de maand die daarin de kroon spant, er wordt bijna twee uur aan daglicht ingeleverd. Daarom werd oktober vroeger ook wel aarzelmaand genoemd naar de oude betekenis van aarzelen, namelijk ‘in de richting gaan die de aars aangeeft, achteruitgaan’. Andere oude namen voor oktober zijn ossenmaand, verwijzend naar de slacht voor de winter en wijnmaand, omdat in oktober ook de druivenoogst plaatsvond.
De naam oktober komt uit het Latijn en betekent letterlijk ‘achtste maand’. In de Romeinse tijdrekening begon het nieuwe jaar immers niet in januari, maar in maart, de eerste lentemaand. Deze telling zien we ook terug bij de namen september, november en december waarbij de eerste lettergreep teruggaat op het Latijnse telwoord voor zeven, negen en tien. De Latijnse maandnamen werden bij ons in de middeleeuwen ingevoerd om de oude Germaanse namen te vervangen.
- aarzelmaand in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)
- aarzelen in het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW)
- Lijst uit de historische woordenboeken met alle maandnamen eindigend op –maand