In de jaren zestig kende Nederland een appeloverschot. Om van deze grote hoeveelheid appels af te komen nam het Centraal Bureau Tuinbouwveilingen contact op met het Ivoren Kruis, de Nederlandse Vereniging voor Mondgezondheid. Samen startten zij een campagne met de nog altijd bekende slogan “Snoep verstandig, eet een appel”. Hoewel een appel door zijn voedingsvezels gezonder is dan snoepgoed, blijkt deze vrucht door de van nature aanwezige fruitsuikers helaas toch fnuikend te zijn voor het gebit. Een hapje van een appel is dus niet zo onschuldig als het lijkt.
Zuur
De bovenstaande conclusie zal lastig te verkroppen zijn voor mensen die – al dan niet onder invloed van de reclamecampagne – dachten verstandig te snoepen. Toch zullen zij door de zure appel heen moeten bijten, zoals dat tegenwoordig heet. In de 19e eeuw heette het doorstaan van een moeilijk maar noodzakelijk geval een zure-appelbeet. Zo schreef J.A. Alberdingk Thijm in zijn Portretten van Joost van den Vondel (1876):
“Wij moeten ons soms van verspieders bedienen; maar ik wensch niet zelf die partij te vervullen,” zeide Hooft. — “Welnu,” zeide Mevrouw, “laat mij dien zuren appelbeet dan maar over!”
Verboden
Vóór 1850 gebruikten schrijvers het woord appelbeet, ‘het bijten in een appel’, voornamelijk in toepassing op het eten van de verboden vrucht uit de Hof van Eden. Het verhaal is bekend: God plaatste de door Hem gecreëerde mensen Adam en Eva in het Aards Paradijs. Hij vertelde hun dat ze het fruit van alle bomen daar mochten eten, met uitzondering van de vruchten van de boom van de kennis van goed en kwaad. De eerste mensen leefden daar in harmonie met elkaar en met de natuur totdat Eva ondanks Gods verbod toch een beet nam van die verboden vrucht.
Hoewel Eva zelf besluit de hap te nemen, kan tot haar verdediging worden ingebracht dat zij hiertoe verleid was door Satan, die zich in de gedaante van een slang aan haar vertoonde. Het is voor een mens nagenoeg ondoenlijk aan zo’n machtige en listige tegenstander het hoofd te bieden.
Bekoorlijk
Joost van den Vondel – hij werd zo-even al genoemd – brengt in zijn tragedie Adam in Ballingschap (1644) in een dialoog tussen de opperduivel Lucifer en Asmodee, de demon van de boze begeerlijkheid, fraai onder woorden waarom Eva beslist zal toehappen als haar de appel wordt aangeboden:
[…] de vrucht is versch en rijp,
En lecker op de tong, bekoorlijck in haere oogen.
Zoo wort gevoelen, smaeck, met een [‘en tegelijkertijd’] ’t gezicht bedrogen,
Dry zinnen teffens [‘samen’] door een’ appelbeet alleen.
Op deze specifieke toepassing van appelbeet zinspeelt het personage Wagestert uit het verhaal ‘Gerrit Witse’, te vinden in Nicolaas Beets’ Camera Obscura (1839). Die vijftiger betreurde het dat hij niet vaker benaderd werd voor het bedenken van namen voor nieuwe dingen. In zijn woordkeus was hij naar zijn mening namelijk origineler dan andere mensen. Zo noemde hij artsen tongkijkers en vrouwen appelbijtsters. Beets schildert Wagestert als een onaangenaam mens en noemt hem spottend ‘dit humoristisch genie’.
Het woord appelbijtster schijnt een tijd in gebruik te zijn geweest als denigrerende of grappig bedoelde aanduiding voor vrouwen, maar rond het midden van de twintigste eeuw was dit schimpwoord geheel verdwenen, aldus het tijdschrift Amstelodamum (1947). De schrijver van dat stukje kon toentertijd niet bevroeden dat de Vlaamse kunstenaar Pjeroo Roobjee het woord in zijn 21e-eeuwse romans nieuw leven probeert in te blazen.
- appelbeet in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)
- appelbijtster in het WNT