Een recept uitzoeken, een boodschappenlijstje maken en boodschappen doen. Niet iedereen heeft zin of tijd om deze drie stappen te zetten voor het bereiden van een maaltijd. Een gat in de markt dus. Met eenvoudig te bereiden recepten en verse ingrediënten die aan huis geleverd worden, nemen bedrijven als HelloFresh, Marley Spoon, Uitgekookt en Crisp de consument de nodige voorbereidingstijd uit handen.
Is zelfs het koken uit die kant-en-klare maaltijdboxen te veel moeite, dan zijn er talloze horecagelegenheden waar we terecht kunnen voor een hapje en een drankje. Voor een hapje naar een snackbar/frietkot of een driesterrenrestaurant, voor een drankje naar een grand café of een (bruine) kroeg.

Feestmaal en braspartij
In de middeleeuwen konden hongerige en dorstige mensen terecht in een zogeheten gasterij, ‘een plaats waar gasten en bezoekers van eten en drinken werden voorzien’. Zoals meer woorden op –erij (b.v. brouwerij of weverij) duidde het woord niet alleen de plaats van handeling aan, maar ook de handeling zelf, hier dan het ontvangen en verzorgen van (betalende) gasten die spijs en drank wensten. Gasterij houden stond dan dikwijls ook gelijk aan het exploiteren van een herberg.
Vanuit deze betekenissen is het maar een kleine stap om gasterij ook te gebruiken in de abstractere toepassing ‘het deelnemen aan gastmalen of feestbanketten’. Hoewel deze formulering tamelijk neutraal is, was de bijgedachte aan onmatigheid nooit ver te zoeken. In concrete zin verwees het woord naar een overvloedig feestmaal, een banket of – en ook hier komt een negatieve connotatie om de hoek kijken – een slemp- of braspartij.
Gastentafel
De betekenis ‘plaats om iets te eten of te drinken’ vinden we nog terug in de samenstelling drooggasterij. Hier kon je toentertijd terecht voor een ‘droogje’ én – ook al doet de naam anders vermoeden – een ‘natje’. Maar wie alleen iets wilde drinken, was hier aan het verkeerde adres. Voor het louter lessen van ‘lekkere’ dorst was de drooggasterij niet de aangewezen plaats.
In de Schatkamer der Nederduitsche en Fransche Tale (1681) van Casparus van den Ende lezen we bij het lemma drooggasterij: ‘Hôtellerïe où l’on ne tïre du vïn qu’à table d’hôte’. Hij omschrijft de plaats dus als een herberg waar de wijn alleen vloeit aan de table d’hôte, de ‘tafel van de gastheer’. Vergezeld van een glas wijn kon een klein gezelschap aan die gastentafel genieten van de gerechten die de uitbater bereid had. Die maaltijd zal vast betaalbaar en voedzaam zijn geweest maar of ze in aanmerking komt voor een Michelinster valt te betwijfelen.
- drooggasterij in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)
- gasterij in het Vroegmiddelnederlands Woordenboek (VMNW), in het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW), in het WNT