Op 21 juni komt de zon al om 5.22 uur op, terwijl hij pas om 22.05 uur ondergaat. Met 16 uur en 43 minuten is 21 juni dan ook de langste dag van het jaar. Niet voor niets is deze dag door verschillende organisaties uitverkoren om lengtegerelateerde onderwerpen voor het voetlicht te brengen. Vorig jaar vormde de Dag van de Giraf de inspiratiebron voor een Terug in de taal over het kameelpaard, vandaag is dat de Dag van de Lange Mensen. Sinds 2016 worden dan problemen aangekaart waar lange mensen dagelijks mee te maken krijgen. Een van de initiatiefnemers van deze dag is Rob Bruintjes, met een lengte van 2,21 meter met recht een reus van een man te noemen.
Mythologie en Bijbel
De historische woordenboeken hebben aan verschillende reuzen onderdak gegeven. Sommige zijn vanuit de Griekse mythologie (Anteus, Atlas, Cacus, Ciclope, Gigant) of de Germaanse mythologie (Espriaen, Teutan) hiernaartoe gekomen. Andere zijn vanuit het Midden-Oosten via de Bijbel hier aanbeland (Goliath, Orfa, Sefi). Onder hen bevonden zich ook Enach en zijn kinderen, die de afstand met Enaksbenen – met reuzenstappen – zullen hebben afgelegd.
De reus van Spaarnewoude
Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) herbergt ook personen die echt bestaan hebben. Zo zien we dat Klaas van Kijten zich metterwoon in het lemma Klaas heeft gevestigd. Deze Klaas was waarschijnlijk een boer van buitengewone lengte. Vondel duidt deze ‘Klaes van Kyten’ in zijn tragedie Gijsbrecht van Aemstel (1637) niet zonder reden aan als ‘de Sparewouwer Reus’, de reus van Spaarnewoude. Hij zou maar liefst 2,69 meter lang zijn geweest.
De christelijke Goliath
De andere historische reus uit het WNT heeft zelfs een eigen ingang gekregen. Het gaat hier om Daniel Cajanus. Hij werd in 1704 geboren in het Finse Paltamo. Omdat die stad toentertijd onder Zweedse heerschappij viel, stond hij ook bekend als ‘de Zweedse Reus’. Andere bijnamen waren ‘de levende kolos’, ‘de christelijke Goliath’ en – van recenter datum – ‘de lange Fin’. Met zijn ongeveer 2,40 meter maakte hij enige tijd deel uit van een legeronderdeel met bovengemiddeld lange soldaten: de Potsdamer Riesengarde of Lange Kerls. Na zijn diensttijd verdiende hij de kost met toneelspelen en met het zichzelf tentoonstellen. Dat deed hij onder andere in Londen, Parijs en Amsterdam. Na zijn omzwervingen streek hij neer in Haarlem, waar hij op 27 februari 1747 stierf.
Erfenis
Cajanus was door zijn optredens een vermogend man geworden. In zijn testament bepaalde hij dat zijn erfenis gebruikt moest worden voor een grootse begrafenis en een grafkelder in de Grote Kerk van Haarlem. Anders dan hij hoopte bleven zijn overblijfselen niet bij elkaar: zijn grafkelder werd verkocht en zijn botten belandden in verschillende musea. Immaterieel bestond zijn nalatenschap uit het overdrachtelijk gebruik van zijn naam voor een zeer groot of buitengewoon krachtig persoon. Daarnaast leefde hij voort in de naar hem vernoemde uitdrukking kajanusvoeten hebben, ‘zeer grote voeten hebben’. Maar die is tegenwoordig zo goed als onbekend. Ze heeft zich met zevenmijlslaarzen uit de voeten gemaakt.
- kajanus in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)
- kajanusvoet in het WNT