Sinterklaas heeft nog maar net zijn hielen gelicht of de Kerstman dient zich al weer aan. Voor velen is het vertrek van de goedheiligman naar Spanje hét moment om de kunstkerstboom van zolder te halen of een echte kerstboom in een tuincentrum aan te schaffen. In de donkere dagen voor Kerstmis versieren we daarnaast de tuin met kerstverlichting, maken we kerststukjes en sturen we papieren of digitale kerstwensen. Vroeger vervulde ook het kerstblok een belangrijke rol maar die (kerst)tijd ligt nu achter ons.

Boomstam
Het woord kerstblok is uit de actieve woordenschat van het Nederlands verdwenen omdat de traditie waarnaar het verwijst met de komst van de centrale verwarming of chauffage onmogelijk is geworden. Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) is het namelijk een kleiner of groter gedeelte van een zware boomstam, soms het onderste gedeelte daarvan (het worteleinde zonder de wortels), dat op kerstavond of met Kerstmis in de haard wordt gelegd en gebrand.
Behalve kerstblok bestonden er nog tal van andere, gewestelijke en plaatselijke namen voor dit stuk dennen-, eiken- of beukenhout, zoals kerstavondblok, kersavelblok, kerstdagtjok, kerstmot, kerststobbe, kerststruik, kerststronk, kersttjok, kersttronk enkerstmismot. Het branden van een stuk boomstam kom je overigens niet alleen in de Lage Landen tegen. Zo kende het Duits christblock, kalendenblock, weihnachtsblock en weihnachtsklotz, sprak het Engels van christmaslog en yulelog en had het Zweeds julkubbe en julstock, aldus het WNT. Ook in Frankrijk kwam je het kerstblok tegen: daar heette het une buche de Noël.
Winterzonnewende
Waarom onze voorouders ertoe overgingen om een groot blok hout te branden met kerstavond en Kerstmis en waar dat gebruik is ontstaan? Daarover tast het WNT in het duister: “de verklaring dat het zou zijn om er zich in den Kerstnacht — wanneer men opbleef om naar de Kerstmis of de Kerstmetten te gaan — bij te warmen, lijkt wel wat al te nuchter en eenvoudig”.
Volgens andere bronnen zou het kerstblok herinneren aan onze Germaanse voorouders, die rond de winterzonnewende – op 21 december – een houtblok verbrandden. Aan de overgebleven as schreven zij allerhande voorspellende en afwerende eigenschappen toe.
Later veranderde het branden van een kerstblok enigszins van karakter. In Vlaanderen bijvoorbeeld verzamelden alle familieleden zich op kerstavond rond de haard. Daarna werden de lichten gedoofd en vertelde iedereen – onder het genot van bier, wijn of cider – een verhaal. Om middernacht doofde men dan het vuur. Na de feestdagen werden de verkoolde stukken over het land uitgestrooid om onheil af te wenden. Een stukje van het kerstblok werd bewaard omdat het blikseminslag zou afweren. Het daaropvolgende jaar diende het om het nieuwe kerstblok aan te steken.
Kerstboom
Zowel in Nederland als in Vlaanderen is het branden van een kerstblok in de haard in de eerste helft van de 20e eeuw verdwenen als gevolg van het invoeren van de kachel. De uit Duitsland overgewaaide traditie van de kerstboom met kaarsen bleek een goed alternatief om te vieren dat de dagen weer gingen lengen. Verbrand worden deze bomen niet meer als de kersttijd voorbij is. Tegenwoordig gaan zij de versnipperaar in en krijgen ze een nieuw leven als bodembedekker.
- kerstblok in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)

