Wie rond 1400 op zoek was naar een claptafele, ging niet naar de middeleeuwse variant van het nu zo bekende blauwgele woonwarenhuis. Een claptafele was namelijk geen tafel met een blad waarvan een gedeelte neergeklapt kan worden (vroeger hangoortafel of kortweg hangoor genoemd). Tafele in het woord claptafele betekent ‘bord, plankje’ en clappen is hier synoniem met ‘kloppen, slaan’. Een claptafele was dan ook de benaming voor een houten plankje waarmee men tegen iets aansloeg om iemands aandacht te trekken.
In de middeleeuwse praktijk gaf men met een dergelijke klaptafel onder meer het begin en het einde van de werkdag aan. Maar ook werd er vaak een deurklopper mee aangeduid en dan fungeerde de claptafele dus als de hedendaagse deurbel.
Ook een clapstoel was 600 jaar geleden iets anders dan onze klapstoel. Clappen was toen een gewone term voor ‘praten, babbelen’ en clapstoel kende men alleen in een figuurlijke betekenis, in uitdrukkingen als op sinen clapstoel sitten, ‘op zijn klap- of praatstoel zitten’. Een andere clapstoel was er niet, want de stoel met opklapbare zitting moest nog uitgevonden worden.