Van 3 tot 10 oktober was er, voor de zesde keer, de jaarlijkse Week van het Nederlands, nu met speciale aandacht voor de veelzijdigheid van onze taal. Taalambassadeurs maakten zich sterk voor Vlaams-Nederlands en Nederlands-Nederlands, voor literair Nederlands, creatief Nederlands en gewoon Nederlands, voor straattaal en dialect, voor modern en historisch Nederlands, voor het Nederlands van de strikte regelvolger en voor het vrijere Nederlands van de taalgebruiker die regels als losse voorschriften ziet. Kortom, de verscheidenheid van het Nederlands werd gevierd, of – in het Nederlands van de middeleeuwen en de Gouden Eeuw – de misselijkheid ervan.
Misselijk Nederlands?
Wie vandaag de dag Nederlands een misselijke taal noemt, heeft er duidelijk geen hoge dunk van. Zo schijnen heel wat leerlingen een hekel te hebben aan het schoolvak Nederlands; wanneer deze afkeur zo groot wordt dat die hun buikpijn bezorgt, dan kun je Nederlands inderdaad een misselijk makende of misselijke taal noemen. En geregeld hoor je ook wel dat we in een geglobaliseerde wereld het Nederlands beter voor het Engels kunnen inruilen. Voor wie zoiets beweert is het Nederlands dus een overbodige en misbare of, zo je wil, misselijke taal geworden.
Misselijk Middelnederlands
Voor de dertiende-eeuwse schrijver Jacob van Maerlant had misselijk echter niet meteen iets negatiefs. In zijn rijmwerk Sinte Franciscus leven zegt Jacob expliciet dat hij er misselike tonghe (‘verschillende talen’) in gebruikt. Zelf is hij een Vlaming, maar om goed te kunnen rijmen hanteert hij niet alleen Vlaamse, maar ook Brabantse, Hollandse en Zeeuwse woordvormen: op een woord als min rijmt het Hollandse bin nu eenmaal beter dan het Vlaamse ben. Maerlant houdt dus van de misselijchede (‘diversiteit’) van het Middelnederlands en hij maakt er in zijn werk handig gebruik van.
Divers en misselijk: toch één woord
De betekenissen van misselijk, zoals gebruikt door Jacob van Maerlant aan de ene kant en de leerling die buikpijn krijgt van het vak Nederlands aan de andere kant, lijken niets met elkaar te maken te hebben. Toch gaat het wel degelijk om hetzelfde woord. Misselijk is terug te voeren op een samenstelling van het oudgermaanse missa (‘gemengd, verschillend’) en -lika (‘gedaante, vorm, voorkomen’) en betekende dus oorspronkelijk ‘een verschillende gedaante hebbend’. Vanuit deze basis ontwikkelden zich achtereenvolgens betekenissen als ‘geneigd tot aarzelen, onzeker’, ‘grillig, veranderlijk’, ook: ‘knorrig, misnoegd, ontevreden’ of ‘zich niet plezierig voelend’ en uiteindelijk ook ons ‘niet lekker, onpasselijk, neiging tot overgeven hebbend’.