Door het oplopende aantal besmettingen met het coronavirus zijn zowel in Nederland als in België cafés, restaurants, discotheken en nachtclubs gesloten. Je kunt wel thuis een biertje of wijntje drinken, maar niet iedereen vindt dat een aanlokkelijk alternatief. Onlangs moest de politie in Hilversum een illegaal feest beëindigen waar meer dan 300 feestende jongeren uit heel Nederland op af waren gekomen. Het feestterrein was bezaaid met flessen sterke drank. Leeg wel te verstaan, want er was geen drank over door de overdrank.
Het grootste kwaad
Het woord overdranc komen we voor het eerst tegen in 13e-eeuwse Brabantse teksten, waar het gebruikt wordt om ‘onmatigheid in het drinken’ mee aan te duiden. Het is samengesteld uit het bijwoord over ‘te veel’ – denk aan het huidige overgewicht – en het zelfstandig naamwoord drank ‘het drinken’. Ook in de twee daaropvolgende eeuwen zien we de gewoonte om onmatig te drinken terug in de woordenschat: in Dat Boec der Minnen (1350-1400) wordt bijvoorbeeld gesproken over “dat alrestarkste evel [‘kwaad’] des overaets ende overdrancs”.
Overaat schaadt
Overdrank werd in de middeleeuwen vaker in één adem genoemd met overate (overaet), dat doorgaans ‘onmatigheid in het eten’ betekende. De 16e-eeuwse woordenboekmaker Kiliaan noemde dat woord in 1599 al verouderd. Het is niet onaannemelijk dat met het in onbruik raken van overaat ook het woord overdrank in de vergetelheid raakte.
Geniet toch met mate!
Dat nathalzen en schrokoppen zich met het verdwijnen van de woorden overdrank en overaat nooit meer te buiten zijn gegaan aan vreetpartijen en drinkgelagen is een illusie. Het werkwoord overdrinken bleef nog eeuwen in gebruik en overeten leeft in de vorm zich overeten nog steeds voort, ook al weet iedereen dat dit buitensporige gedrag funest is voor de gezondheid van de overdrinker en de overeter. Constantijn Huygens (1596-1687) schreef er het puntdicht ‘onkeur’ over:
Ick weet niet wat een Geck van beiden beter dé’:
Den overdrincker delft en vult sijn’ eigen zee,
Daer in hij endelick versuijpen moet en stranden;
Den overeter graeft sijn’ Grafsté met sijn’ tanden.
- overaat in het Vroegmiddelnederlands Woordenboek (VMNW)
- overaat in het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW)
- overaat in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)
- overdrank in het VMNW
- overdrank in het MNW
- overdrinken in het MNW
- overdrinken in het WNT
- overeten in het VMNW
- overeten in het MNW
- overeten in het WNT