Op 28 oktober gaat Dirk Geirnaert na ruim veertig jaar lexicografische arbeid met pensioen. Normaal gesproken zou ik van het afscheid van een collega geen melding maken in deze rubriek, maar voor hem maak ik graag een uitzondering. Waarom? In maart 2016 bespraken Laura van Eerten, Katrien Depuydt en Dirk Geirnaert het plan om verouderde woorden en woordbetekenissen voor het voetlicht te brengen. Deze noemden zij retrologismen – met een knipoog naar de term neologisme (‘nieuw woord’). Een mooi woord maar als titel voor die nieuwe rubriek heeft retrologisme het af moeten leggen tegen het fraai allitererende Terug in de taal.
Verouderd
Dirk is dus vanaf het prille begin bij deze rubriek betrokken geweest en heeft tot nu toe de meeste stukken over verouderde woorden uit het Nederlands geschreven. Bij verouderd denken we tegenwoordig meestal aan ‘niet meer actueel of in gebruik zijnde’. Toch is dat in het Woordenboek der Nederlandsche Taal pas de vierde betekenis. Interessant is dat de eerste en oudste betekenis ‘oud’ en ‘bejaard’ is. Overigens wordt daaraan direct toegevoegd dat die weinig gebruikelijk en verouderd (!) is.
Bejaard
Wie vroeger met pensioen ging, heette bejaard. Maar dat woord is al lang niet meer van deze tijd, ook al omdat de huidige 66+’er vele malen viever is dan pakweg vijftig jaar geleden. Over moderne bijvoeglijke naamwoorden om mensen aan te duiden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, zal ik het hier niet hebben. Wel over de adjectieven die toentertijd – een favoriet woord van Dirk in deze rubriek – in zwang waren om de hoge ouderdom van iemand aan te duiden.
Oud
Het oudste woord in de betekenis ‘bejaard’ vinden we in het Oudnederlands: alt, waaruit in latere taalfasen de vorm oud is ontstaan. Als de nadruk lag op het gevolg van het proces van verouderen – of zoals men vroeger zei verouden – kozen schrijvers voor het voltooid deelwoord van die werkwoorden: verouderd respectievelijk veroud. Net als nu bestonden er vroeger oude en zeer oude mensen. Om de verschillen tussen hen duidelijk tot uitdrukking te brengen, voegden onze voorouders over toe. Zo ontstond bijvoorbeeld het woord overoud.
Over
Om aan te geven dat iemand (hoog)bejaard was, kwam het bijwoord over niet alleen voor in combinatie met oud. Voorbeelden daarvan zijn de woorden overrijp en overjarig. Het eerste is een kwalificatie voor fruit dat eigenlijk al geconsumeerd had moeten worden, het tweede is een aanprijzing als het gaat om lang gerijpte en daardoor smaakvolle kaas. Beide woorden bestaan nog steeds maar niet langer in de betekenis van ‘bejaard’. Dat geldt ook voor de woorden jarig, veeljarig, verjaard en de van dag afgeleide variant bedaagd. Anders ligt dat bij het woord overjaard, dat in het moderne Nederlands in het geheel niet meer voorkomt. Dat lot deelt het met voljarig en bejarig.
Advies
Het Nederlands heeft dus in de loop van eeuwen tal van woorden gekend voor mensen die vele malen hun verjaardag hebben gevierd. Bij sommige ervan overheerst het negatieve van de ouderdom: oude mensen zijn versleten, krakkemikkig. Maar bij andere treedt juist het positieve aspect op de voorgrond: oude mensen zijn wijs en rijp van jaren. Van die kennis moeten gepensioneerden gebruikmaken. Bejaarde, neem dus dit advies van Vadertje Cats ter harte:
Ik ben bedaegt en over-rijp,
Soo dat mijn kaers brant in de pijp
Mijn ziel doe haest wat u betaemt
Wilt gy niet stoffig zyn genaemt
En schrijft wat u te schrijven staet,
Eer dat ons licht ten einde gaet.
- Alle synoniemen voor ‘bejaard’ die in deze Terug in de taal de revue zijn gepasseerd, kunnen worden gevonden door in de online Historische Woordenboeken bij ‘Woord in betekenis’ te zoeken op bejaard en bij ‘Woordsoort’ Bnw. aan te vinken.