Het was Verloren Maandag in het begin van deze week. Dit typisch Belgische feest vindt plaats op de eerste maandag na de zondag na Driekoningen, en wordt vooral in de provincie Antwerpen gevierd met het eten van appelbollen en worstenbroodjes. De Antwerpse bakkerijen draaien dan hard en zien hun omzet stijgen. Het is een traditie die steeds bekender wordt, zelfs in regio’s waar dat vroeger nog niet bestond. De appelbol is een appel met suiker en kaneel, die verpakt is in bladerdeeg en gebakken wordt in de oven. In sommige Antwerpse plaatsen heet de lekkernij niet appelbol maar appelpol, zoals te zien is op de kaart in de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD).
Appelpollen en -bollen
Een klein brood gebakken van overblijvend deeg of een kleine pannenkoek wordt in de Brabantse dialecten pol genoemd. In het noordoosten van de provincie Antwerpen hoor je appelpol als naam voor de appelbol. Ook koekenpolletje komt voor. De oorspronkelijke betekenis van pol was wellicht ‘iets ronds’ net als bol. De appelbol is bolvormig, en lijkt op een klein broodje. Logisch dus dat er namen voor brood opduiken in de naamgeving. Behalve appelpol vind je nog appelbroodje, appelmikje en appelenstuut (uitgesproken als stoet).
Het standaardtaalwoord appelbol wordt in de dialecten vaak gebruikt, in Limburg wordt het vaker appelenbol. Ook appelkoek en appeltaartje komen voor, het gaat immers om een zoet broodje. Appelbeignet wordt eveneens gezegd, hoewel we beignet toch meestal associëren met iets dat gefrituurd wordt. Sommige informanten zien er een drolletje in: appeldrol. Datzelfde benoemingsmotief kennen we van een Zeeuwse bolus, die vaak drol genoemd gewordt omwille van de draaivorm. Bij de appelbol is dat aspect misschien iets minder duidelijk.
Kattenkoppen
Niet alleen in Antwerpen worden appelbollen gebakken, maar in de andere regio’s is de appelbol niet zo verbonden met die Verloren Maandag. De kattenkoppen bijvoorbeeld zijn vooral bekend in Belgisch-Limburg. Er bestaan wel wat ‘verhalen’ over. In Sint-Truiden denkt men dat de kattenkop er is gekomen toen een bakker wat deegoverschot had en zijn dochter wou verrassen. Hij maakte voor haar een gebakje in de vorm van een kattenkop met een appel erin. Wellicht was het niet die ene bakker die zijn deegoverschotje wou wegwerken. De gewone huisvrouwen verwerkten wel vaker hun fruit in een gebak van restjes deeg. Er werd in Haspengouw hiervoor een speciaal soort appel gebruikt, een hoogstamsoort Calville de Saint-Sauveur die in de volksmond kattekop werd genoemd. De appelsoort is verdwenen, maar het gebakje is als een Haspengouwse specialiteit blijven bestaan en heet nog steeds kattenkop, hoewel er soms verraders zijn die het over een konijnenkop hebben. Omdat de naam van de appel niet langer bekend is, is het gemakkelijk om zo’n woord aan te passen. We noteerden bijvoorbeeld kattepom, waarin het tweede deel het Franse woord pomme is.
Krollemollen
In Limburg heten de appelbollen vaak krollemollen of krollebollen. Een krollebol is dus niet alleen een krullenkop, maar ook een soort gebakje. De naam wordt vaak verbasterd en levert in de DSDD de volgende vormen op: kokkerebol, kollemol, kroldebol, krollemedol, krollemerol, krommenol, … Of we hier eveneens met een soort appel te maken hebben, is ons niet bekend. Misschien kent een van de lezers wel de etymologie van dit woord?
Braadappels
Sommige dialectsprekers leggen de nadruk op de appel in het gebakje. Dat zagen we al bij de kattenkoppen, maar het kan eenvoudiger met namen als gebakken appel, gebraden appel, gestoofde appel, braadappel of appel in de oven. Die oven heeft natuurlijk een belangrijke rol en dat hoor je in het iets algemenere woord ovenkoek of ovenbol. Dat de gebruikte appelen na het bakken eerder appelmoes worden, hoor je hier en daar in woorden als appelprol en prolappel. Want prol betekent ‘brij’.
Kak van Maria
In de Vlaamse dialecten hoor je hier en daar bollebuis of ballebuis. Het tweede deel buis zou afgeleid zijn van een werkwoord dat ‘zwellen’ betekent. Het woord wordt elders in het Nederlandse taalgebied vooral gebruikt om poffertjes te benoemen. Het is waarschijnlijk hetzelfde woord als bolleboos ‘verstandig persoon’. Een Lierse informant noemt de appelbol kak van Maria. Eigenlijk is dat een pomme d’amour, een appel met een laagje zoete grenadine erover, maar het gebeurt wel vaker dat er een betekenisoverdracht is van het ene op het andere. Het Frans is nooit ver weg in onze dialecten en zeker niet in de keuken. De appelbol krijgt hier en daar dus wel eens een Franse naam zoals (appel)gossette. Gosette is een Waals woord. Natuurlijk wordt ook pomme ‘appel’ hier en daar in de woorden voor de appelbol gebruikt. We noemden eerder al kattepom, maar ook taartepom (eigenlijk appeltaart) komt voor.
- Dialectwoorden voor appelbol in de Database voor de Zuidelijk-Nederlandse dialecten (DSDD)
- bollebuis in de etymologiebank
- Dialectwoorden voor appelbol in de woordenbanken e-WND en woordenbank.be
- Dialectwoorden voor appelbol in het Woordenboek der Nederlandsche Taal
- https://www.vlaamswoordenboek.be/
- kattenkoppen: https://www.standaard.be/cnt/l91drqf7
- kattenkoppen: https://sintruinbegot.be/een-typisch-truiens-gebakje-de-kattenkop/