Op 14 februari vieren we weer Valentijnsdag, de feestdag waarop veel geliefden elkaar bloemen, juwelen of andere mooie geschenken geven om hun liefde voor elkaar te tonen. De koosnaampjes die ze elkaar geven, zullen op die dag nog net iets meer gebruikt worden dan anders. In mijn geboortestreek kun je door je man of je minnaar keppe genoemd worden. Maar je kan ook de keppe zijn van de leerkracht, of van je ouders en grootouders. Het kooswoord betekent ‘lievelingetje’ Waar komt het woord vandaan en waar wordt het tegenwoordig nog gebruikt?
Samenhokken
Keppe is vooral bekend in West-Vlaanderen en het aangrenzende Oost-Vlaanderen zoals te zien is op de kaart van de Database voor de Zuidelijke-Nederlandse dialecten (DSDD) voor het Vlaamse dialectgebied. In de Oost-Vlaamse dialecten wordt het soms als kebbe uitgesproken. Frans Debrabandere gaat er in zijn etymologische dialectwoordenboeken van uit dat keppe oorspronkelijk ‘bijzit’ betekende, iemand met wie je dus samenhokt of ongetrouwd het bed en soms de woning deelde.
Kooi
Ook in andere verwante talen zoals het Oudengels of het Oudnoors heeft het woord betekenissen als ‘bijvrouw’, ‘dienstmeisje’ of ‘slavin’. Het woord zou verwant kunnen zijn met keve ‘kooi’. Als je samen in een keve woont, kan de betekenis dus evolueren naar ‘die met iemand samenhokt’ en die kan dan ook je lieveling zijn. Maar keppe zou ook op de betekenis ‘slavin’ kunnen teruggaan.
Lieveling
Het aspect van samenwonen en fysieke liefde is nu niet altijd meer aanwezig, het woord wordt immers veel algemener gebruikt voor ‘lievelingetje in het algemeen’ of dan weer specifieker als ‘lievelingetje van de leerkracht’. In de DSDD heeft het dialectwoord keppe 15 verwante betekenissen. Het is onder andere de aanspreking voor de echtgenoot of echtgenote, het kooswoord voor kinderen, minnaar of minnares, de naam voor de braafste leerling van de klas en zelfs de vleinaam voor een geit of kalf.
Keppekeutel
Keppe wordt ook vaak als eerste deel van een samenstelling gebruikt. Het lievelingetje wordt dan keppekind, maar ook keppekeutel of keppesleppe genoemd. Er hoort ook een werkwoord bij: keppen, keppelen of keppe doen en keppe maken ‘knuffelen, liefkozen’.
kakkelatjes en febbekens
In het oosten van Oost-Vlaanderen en in Brabant kennen ze keppe niet en gebruiken ze het woord kakkelatje om allerlei lievelingetjes aan te duiden. Ook febbeken (en soms febbekak), flebbeken en lebbeken zijn niet onbekend in de Brabantse dialecten. In Antwerpen en Mechelen hoor je bebbe(n). Je kan ook een fisken zijn. Dat woord is afgeleid van het Franse fils ‘zoon’. En voor wie het simpel wil houden: lievekindje wordt in de Zuidelijk-Nederlandse dialecten ook veel gebruikt in deze betekenis. Misschien eens luisteren op 14 februari of je geliefde een van deze koosnamen voor je in petto heeft.
- Woorden voor lievelingetje in de Database voor de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)
- Woorden voor lievelingetje van de leerkracht in de Database voor de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)
- Woorden voor lievelingetje (aanspreking) in de Database voor de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)
- Betekeniskaart van keppe in de Database voor de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)
- keppe in de woordenbanken woordenbank.be
- keppe in de etymologiebank.nl
- keppe in het Woordenboek der Nederlandsche Taal
- Debrabandere, F. (2005), Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de Oost- en Zeeuws-Vlaamse woorden, Amsterdam