De laatste maanden hoor je in allerlei media dat reule weer in opmars is. Reule is een Zuid-Limburgse dialectnaam voor mazelen. In het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) wordt het als een Heerlens woord opgenomen. Wordt het nog elders gebruikt en zijn er nog andere synoniemen voor mazelen in onze dialecten? En waarom heet de ziekte in het zuidoosten van ons taalgebied reule?

Rode reule
Reule komt voor in het meest zuidoostelijke puntje van ons dialectgebied, dat wel vaker woorden overneemt uit het aangrenzende taalgebied. In Akense woordenboeken wordt bijvoorbeeld röele vermeld voor ‘Röteln, mazelen’. Reule is een afleiding van rood en verwijst naar de rode vlekjes die je krijgt als je mazelen hebt. Het benoemingsmotief is hier de kleur. Kleuren zijn wel vaker een benoemingsmotief bij ziekten: geelzucht, blauwziekte, rode hond, … Reule wordt trouwens ook wel eens gebruikt om rode hond te benoemen.
Vlekjes
De standaardtaalbenaming mazelen wordt ook in de meeste dialecten gebruikt, vaak aangepast aan de typische uitspraakregels van de verschillende regio’s. In de westelijke dialecten hoor je vaker de meervoudsvorm mazels dan mazelen (zie hiervoor de kaart van Jan Stroop), en de aa-klank varieert: je hoort in het zuidwesten bijvoorbeeld altijd een ao-klank, in de Hollandse dialecten een aa. In Friesland wordt het méézels en meizele, of muzels, in de Stellingwerven en in Drenthe meuzels en in het noordoosten messels of mezzels. In de Brabantse en Limburgse dialecten is er heel dikwijls een l-r-wisseling en hoor je naast mazelen ook mazeren, zoals te zien is op de kaart van de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD). In de regio rond Brussel gebruikt men het verkleinwoord: mazeltjes en mazertjes. In Nederlands-Limburg hoor je ook maasderen. Soms gaat de verhaspeling nog verder: moalems op de Veluwe, meulens in Drenthe.
Het substantief mazel betekende vroeger in het Middelnederlands ‘zweer of vlek op de huid’. Waarschijnlijk gaat dit woord terug op een heel oude vorm *mas die ‘wond, zwelling, uitwas’ betekende. De meervoudsvorm komt al voor in de oudste vermeldingen, en verwijst naar de vlekken op de huid als gevolg van een ziekte. Later is er een betekenisvernauwing opgetreden naar de specifieke kinderziekte ‘mazelen’. Tegenwoordig wordt het woord mazelen ook opgevat als enkelvoudsvorm, als naam voor de ziekte.
Blekkens
In Drenthe en Overijssel worden de mazelen blekken of blekkens genoemd. Net als mazel betekent het Middelnederlands blec/blecke ‘vlek’. Ook hier is het benoemingsmotief de vlekjes die ontstaan als kinderen mazelen hebben.
Ieversen en ievasken
In Gelderland en Overijssel heet de kinderziekte ieversen, ievesen, eevesen, iewessen, iewussen en zelfs ievasken en ieversken. Het woord wordt niet vaak meer gebruikt. De klemtoon ligt op de eerste lettergreep. De herkomst van het woord is onduidelijk. Weijnen, die de namen voor ziekten onderzocht, geeft in zijn etymologisch woordenboek twee mogelijkheden. Het kan afgeleid zijn van een woord ibiska ‘hibiscus’. Die plant heeft rode bloemen. Het benoemingsmotief zou dan net als bij reule de kleur zijn. Maar hij acht het waarschijnlijker dat het een afleiding is bij ijverzucht. Dan is het een taboebenaming voor een magische of demonische ziekteverwekker, zoals ook de wezel in het Duits wel eiferl ‘jaloers wezentje’ heet. Men probeert hem namelijk tegenover een bruid gunstig te stemmen. De Griekse folklore beschouwt de wezel als jaloers op iedere bruid. Maar misschien weten onze lezers meer over dit woord. We horen het graag!
- Dialectwoorden voor mazelen in de Database voor de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)
- Dialectwoorden voor mazelen in etymologiebank.nl
- Dialectwoorden voor mazelen in de woordenbanken e-WND en woordenbank.be
- Dialectwoorden voor mazelen in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)
- Dialectkaarten van het concept mazelen in de kaartenbank
- Dialectkaart van het concept mazelen van Jan Stroop
- Stroop, J. (1993) Twee meervouden die het niet zijn. Over hersens/hersenen en mazels/mazelen. In: B. van Bakel e.a. (red.), Zin dat het heeft; een liber amicorum voor Jan van Bakel, Nijmegen 1993, blz. 55-65
- Weijnen, A. Angelus, & Ficq-Weijnen, A. P. G. M. A. (1995). Ziektenamen in de Nederlandse dialecten. Den Haag: SDU.