Ben je een gepassioneerd kijker van veldrijden? Dan viel het misschien op dat de Vlaamse commentator op de VRT vorig weekend het woord tuimelperte gebruikte toen een van de renners over zijn stuur rolde. Wat is een tuimelperte en waar wordt het gebruikt?
Tuimelen en rollen
Een tuimelperte is een Oost-Vlaams woord voor koprol, zoals te zien is op de kaart van koprol in de Database voor de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD). Ook tuimelbert en tuimelberg hoor je in het noordoosten van die provincie wel eens. Wellicht gaat pert terug op perre ‘buiteling, tuimeling’. Te perre staan betekent hier en daar nog ‘op het hoofd staan met de benen omhoog’. Die betekenis staat zelfs al vermeld in het 16e-eeuwse woordenboek van Kiliaan. De kopstand heette in Frans- en West-Vlaanderen ook perreboom en in het Gents pertelboom. De overgang van pert naar bert en berg zijn vormen van volksetymologie. Je herkent een bepaald deel van het woord niet meer (pert) en je vervangt het door een bekend woord (berd ‘plank’ of berg).
Afleidingen
Het werkwoord tuimelen wordt ook vaak gebruikt met een achtervoegsel om de koprol te benoemen. Tuimelette is typisch voor West-Vlaanderen. Een Frans achtervoegsel na een Vlaams werkwoord. -ette hoor je wel vaker in afleidingen: mobilette voor een bromfiets, superette voor een kleine supermarkt, enz. Ook tuimeling wordt hier en daar gebruikt.
Een ander –ette-woord is het Franse pirouette, dat vooral aan de taalgrens en in Frans-Vlaanderen bekend is
Kunstjes en zo
Een koprol heet ook wel kunstje in West-Vlaanderen. Kunstjes zijn acrobatische toeren, en een koprol is dat eigenlijk ook in zekere zin. In de streek van Aalst hoor je kadunstje. De -ad- in kadunstje is een invoegsel, iets dat je midden in een grondwoord toevoegt. Invoegsels maken woorden waarschijnlijk levendiger en expressiever. Misschien is er ook iets gelijkaardigs aan de hand met de a in tuimelaberg, tuimelabout, tuimelapart, tuimelapenne en tuimelapert en de la in kunstlaberg, allemaal woorden voor de koprol met invoegsels en volksetymologische aanpassingen, omdat perre niet meer duidelijk was voor de taalgebruiker. Ook kuren zijn acrobatische toeren. Dat woord is vooral in Gent en omgeving bekend voor de koprol.
Tuimeljassen en keukelbomen
Het Mechelse tuimeljas zou een verhaspeling kunnen zijn van tuimelen en het Franse culbutage (‘buiteling’). Het Franse woord culbute speelt ook een rol in kuitelbuit of kotteleboot, samensmeltingen van kuitelen en het Franse culbute ‘koprol’, dat zelf afgeleid is van culer en buter, wat vrij vertaald neerkomt op ‘stoten met de kont’. Keukeleboom en keukelaar met als eerste deel het werkwoord keukelen of kukkelen ‘buitelen’ of ‘vallen’ hoor je vooral in Limburg. Misschien is het verwant aan cokelen ‘goochelen’.
Veel variatie
Er bestaan nog veel meer woorden voor de koprol. Een aantal ervan is moeilijk te doorgronden. Denk bijvoorbeeld aan benamingen als tuimelparijs en tuimelpatrijs. Sommigen denken dat het met de vogel te maken heeft en de manier waarop die vliegt, maar wellicht is het onderdeeltje par toch hetzelfde als perre. Dat geldt misschien ook voor het eerste deel van perm(en)toop. De uitgang -tijs vind je ook in hoepeletijs. Ook allerlei varianten van het Limburgse pompelepaaf zijn niet onmiddellijk te verklaren. Gelukkig zijn er ook nog wat namen waar je je wel wat kunt bij voorstellen, zoals rollebol en roeledeboel.
- tuimelbert in de etymologiebank.nl
- Woorden voor koprol en koprollen in de Database voor de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)
- Woorden voor koprol in de woordenbank.be en de elektronische woordenbank van de Nederlandse dialecten
- koprol op Dialectloket.be
- Triest, L. (2005). Tuimelperten, kunstlabergen en andere kuren in het gras. In: WVD-contact, 19 (2), 19–21.