Het spelen van het pianoconcert nummer 3 van de Russische componist Sergej Rachmaninov (1873-1943) is een veeleisende opgave voor pianisten. Niet voor niets staat deze compositie elk jaar op het programma van de Belgische Koningin Elisabethwedstrijd, een internationale springplank voor getalenteerde jonge violisten, pianisten, zangers en cellisten. ‘Rach 3’ bestaat uit drie delen, en vooral het eerste deel zou een van de meest indrukwekkende stukken uit de pianoliteratuur bevatten: de cadens.
Vallende slotakkoorden
In de muziektheorie staat de term cadens voor een ‘vaststaande, stereotiepe reeks akkoorden of akkoordverbindingen’ (Algemene Muziekleer, Theo Willemze), of ‘melodische en harmonische slotformule, die fungeert als rustpunt in de muziek’ (Van noten en tonen. Wegwijs in muzikale begrippen, Ignace Bossuyt).In het XYZ van de klassieke muziek van Katja Reichenfeld lezen we dat cadens afkomstig is van Latijns cadere dat ‘vallen’ betekent. In de cadens ‘vallen de slotakkoorden op hun plaats’ door terug te keren naar de grondtoon van de compositie. Gaandeweg ging die slotformule steeds meer gepaard met versieringen door de uitvoerder van het stuk. Daarom wordt met cadens vaak de virtuoze improvisatie aan het einde van het eerste deel van een soloconcert bedoeld.
Proeve van virtuositeit
Sommige componisten lieten de invulling van de cadens over aan de uitvoerder, maar Rachmaninov schreef ze uit. Het pianoconcert nummer 3 heeft zelfs twee varianten: een moeilijke en een lichte versie. De uitvoerende pianist kan dus kiezen. Meestal wordt de alternatieve, lichtere versie gespeeld. De oorspronkelijke, zware versie moet in een zeer hoog tempo uitgevoerd worden en vereist uitzonderlijke technische vaardigheid van de pianist. Een ware proeve van virtuositeit.