Zoek op “paniek in” en Google komt aanzetten met een hele ris jeugdboeken, van Paniek in Palermo tot Paniek in de wei. Wat paniek betekent weet dus zelfs een kind, maar waar komt het woord eigenlijk vandaan?
In paniek zit de naam van de Griekse natuurgod Pan. In de Griekse mythologie is hij behalve god van het woud ook patroon (beschermheer) van de herders en hun kudden. Geen prettige patroon, want hij maakte in de bossen zulke vreemde geluiden dat herders en hun vee zich regelmatig wild schrokken, oftewel ‘met een panische angst vervuld werden’.
Schrik voor Pan
Het woord paniek is ooit begonnen als bijvoeglijk naamwoord, afgeleid van het Franse panique. Later werd het ook als zelfstandig naamwoord overgenomen, toen het Franse terreur panique (panische angst) was ingekort tot alleen panique. Aan het Frans lag weer de Griekse term panikon deima ten grondslag, oftewel ‘schrik voor Pan’. Ons bijvoeglijk naamwoord panisch komt niet uit het Frans, maar uit het Duits.
Alles
De naam van de god zelf komt van het Griekse pan-, dat ‘geheel, alle(s)’ betekende. Omdat ‘het al’ gelijkstond aan het universum, de kosmos en de natuur, werd de natuurgod ook Pan genoemd. We zien pan- terug als voorvoegsel in woorden als panacee en pantheon, die uit het Grieks of Latijn zijn overgenomen. Sinds de negentiende eeuw worden er in West-Europese talen ook nieuwe woorden mee gevormd, zoals pandemonium, pan-Europees en panseksualiteit.
Panfluit
Een ander woord waarin we de naam van de god terugzien is panfluit. Daar zit een dramatisch verhaal achter. Pan, een sater met het onderlijf en de hoorns van een bok, was nogal een wellustig type, en op een dag had hij zijn zinnen gezet op de nimf Syrinx. Die zette het op een lopen. Met Pans hete adem in haar nek deed ze een schietgebedje tot de goden. Dat werd verhoord: ze veranderde op het nippertje in een rietstengel, waarvan Pan – hoe ironisch – een fluit maakte. De panfluit wordt ook wel syrinx genoemd. De betekenis van het Oudgriekse surigx was onder andere ‘riet’. In het Nieuwgrieks betekent het (net als het Engelse syringe) ‘injectiespuit’. En zo zijn we indirect toch weer terug bij paniek …
- paniek in het Woordenboek der Nederlandsche Taal