Categorieën
Woordbaak

Waar komt het woord ‘wiskunde’ vandaan?

Kunde betekent ‘kennis’ en in combinatie met een ander woord vormt het woorden voor verschillende wetenschappen. Zo is taalkunde de wetenschap van taal en geneeskunde de wetenschap van het genezen van ziektes. Maar is wiskunde dan de wetenschap van wis?

Het woord wiskunde ontstond zo halverwege de zeventiende eeuw en kwam in de plaats van het oudere wiskunst. Het woord kunst werd in de middeleeuwen zowel voor ‘bekwaamheid, vaardigheid’ als voor ‘kennis, wetenschap’ gebruikt. In de zeventiende eeuw kreeg kunst geleidelijk aan uitsluitend de eerste betekenis, terwijl voor de tweede betekenis het woord kunde in gebruik kwam. Het eerste deel van wiskunst en wiskunde is het bijvoeglijk naamwoord wis, dat ‘zeker, stellig’ betekent. Het wordt inmiddels niet veel meer gebruikt, alleen nog in combinaties als wis en waarachtig en een wisse dood. Wiskunst, en later wiskunde, betekent dus letterlijk ‘zekere kennis, kennis die je kunt bewijzen door berekening’.

Simon Stevin

Wiskunst was in 1586 door de Vlaming Simon Stevin geïntroduceerd. Stevin was niet alleen een groot wetenschapper, onder meer op het gebied van de wiskunde, die toen nog mathematica of mathematique werd genoemd. Ook was hij een groot voorstander van het gebruik van Nederlandse woorden in de wetenschap. Hij kwam daarom met een hele reeks Nederlandse woorden voor begrippen die tot dan toe met een aan het Latijn of Frans ontleend woord waren aangeduid, zoals driehoek, evenredig, meetkunde, middellijn, noemer, scheikunde en wijsbegeerte. Een aantal van deze woorden bestond al wel eerder, maar was nog nooit toegepast op het terrein van de wetenschap.

Niet alle door Stevin bedachte woorden zijn trouwens doorgedrongen in het Nederlands. Een voorbeeld van een woord dat het niet gered heeft, is langrond voor ellips, een vorm die inderdaad zowel lang als rond is.

  • wiskunde in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)
  • wiskunde in de Etymologiebank