Pindaboter, pindapasta of pindasmeersel. Klinkt allemaal heel logisch. Maar pindakaas? Toch is dat de officiële Nederlandse naam van het broodbeleg. Het woord heeft niks te maken met gestremde melk, maar alles met Suriname en roomboter.
Het woord pindakaas vinden we voor het eerst in Suriname. Daar werd in de achttiende eeuw het woord pienda-dokoen gebruikt voor een blokvormige massa gestampte pinda’s. Van dat blok werden plakjes afgesneden, net als bij kaas. Een Duitse zendeling vertaalde het woord als Pinda-Käse en dat kwam vervolgens in het Nederlands terecht als pindakaas.
Roomboter
Toen het broodbeleg na de Tweede Wereldoorlog vanuit Amerika naar Nederland kwam, is daarvoor het Surinaams-Nederlandse woord overgenomen. Het was misschien logischer geweest om net als in het Engels (peanut butter) en Frans (beurre de cacahuètes) het goedje pindaboter te noemen. Maar boter was in die tijd een beschermde term; alleen echte roomboter mocht boter heten.
Dit is een ingekorte tekst uit het boekje ‘Waar komt pindakaas vandaan? en 99 andere vragen over woorden‘.