Sinterklaastijd, dus liggen er in de winkels veel chocoladefiguurtjes, chocoladeletters, pepernoten, guimauvesnoepjes, letterkoekjes en andere lekkernijen die als strooigoed kunnen dienen. Het aanbod is verschillend in Nederland en Vlaanderen. Letterkoekjes en de kleine ronde koekjes met een suikertoefje erop zie je in Nederland nauwelijks, pepernoten en kruidnoten vind je veel minder in Vlaanderen. Mijn favoriete dialectwoord is de naam voor zo’n sinterklaaskoekje met een toefje suiker erop. Het koekje zelf is niet mijn lievelingskoekje, maar wel het woord dat daarvoor in mijn geboorteplaats – Ouwegem in Oost-Vlaanderen – gebruikt wordt: uzeke. Het woord is slechts bekend in een vijftal dorpen. Waar komt het woord vandaan en hoe heet dat koekje elders?
Strooigoed
Letterkoekjes en de koekjes met het suikertoefje krijgen in Vlaanderen vaak dezelfde namen, soms met toevoegingen die specifiek naar een van beide verwijzen. Gemeenschappelijke namen zijn nieknakjes, knikknakjes, piek(e)niekjes of piknikjes, sinterklaaskoekjes, kar(o)lientjes, uzekes, eugenietjes, mokjes en mopjes. De koekjes met suikertorentjes krijgen vaak de toevoeging met suiker, met een sterretje, met een strontje, met topje of krijgen het voorvoegsel suiker-.
Picknicken met nieknakjes
Nieknakjes en knikknakjes zijn afgeleid van de merknaam Nic Nac. De producenten baseerden zich hiervoor op het Engelse woord knicknack dat ‘snuisterijtje’ betekent. Eenzelfde benoemingsmotief zie je bij de West-Vlaamse piekniekjes, dat eigenlijk hetzelfde woord is als de bekende picknick ‘maaltijd buitenshuis’. Picknick is oorspronkelijk Frans, een samenstelling van het Franse piquer ‘pikken’ en nique ‘snuisterij, kleinigheid’. Bij de echte picknick verwijst het naar de verschillende soorten voedsel waaruit je een en ander kunt kiezen. In het geval van piekniekjes ‘sinterklaaskoekjes’gaat het over de koekjes die je kunt uitkiezen, meestal een handjevol.
Mokjes en mopjes
Mokjes en mopjes zie je als benaming voor koeken wel vaker opduiken. Denk aan de Geelse, Gentse of Brugse mokken. Als naam voor het sinterklaaskoekje is het onder andere in het Oost-Vlaamse Waasland bekend. Maar ook de pepernoten, de Nederlandse tegenhangers van het sinterklaasstrooigoed, worden in Zeeuws-Vlaanderen wel eens mokjes genoemd. De grondbetekenis van beide woorden is ‘hompje, blok’. Het verwees dus wellicht eerst naar wat dikkere koeken.
Vrouwennamen
Wat opvalt bij de sinterklaaskoekjes zijn de vrouwennamen karolientjes en eugenietjes (en mijn favoriete dialectwoord uzeke, dat eigenlijk de roepnaam is voor Eugenie). Waar de vrouwennamen op gebaseerd zijn, weten we niet, maar de naam karolientjes komt als benaming voor koekjes al voor in de 18e eeuw.
Navel en nagel
Dat zo’n sinterklaaskoekje met suiker ook weleens vergeleken wordt met de navel is misschien nog zo gek niet. In Frans-Vlaanderen, het noordwestelijke deel van Frankrijk dat aan West-Vlaanderen grenst en waar oudere bewoners soms nog een woordje Vlaams spreken heet het koekje een bukenagel. Dat is het Frans- en West-Vlaamse woord voor navel, zoals te zien is op de kaart van de navel in de Database van de Zuidelijk-Nederlandse dialecten. g/v-wisselingen zoals in navel en nagel komen wel vaker voor in de dialecten, vooral in Frans-Vlaanderen. Een halsjuk (gareel) is er bijvoorbeeld een voreel.
- Woorden voor letterkoekje en koekje met suikertorentje in de Database voor de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)
- navel in de Database voor de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)
- De woorden voor sinterklaaskoekjes in de woordenbanken e-WND en woordenbank.be