Tot en met 2 juli is in Museum De Lakenhal in Leiden een prachtige tentoonstelling te zien waarin het werk van de 17e-eeuwse Leidse schilder David Bailly voor het voetlicht wordt gebracht. Blikvanger van de expositie is het schilderij ‘Vanitasstilleven met portret van een jonge schilder’ uit 1651. De daarop afgebeelde voorwerpen, zoals parelketting, boeken, munten, glas, zandloper, doodshoofd, pijp en zeepbellen wijzen de toeschouwers op de waardeloosheid/onbelangrijkheid van aardse bezittingen, de vergankelijkheid van het leven en de menselijke sterfelijkheid.
Sterven hoort bij het leven, al praten we er niet graag over. Op 24 mei, in Nederland de Nationale Dag van Aandacht voor Sterven, staan we daarom stil bij alles wat hier bij komt kijken. Terug in de Taal besteedt daarom deze keer aandacht aan sterven. Of beter gezegd: aan verouderde woorden die daarvoor in het verleden in omloop zijn geweest.
Sterven in woordenboeken
In de historische woordenboeken van het Nederlands komt bij meer dan driehonderd werkwoorden in de betekenisomschrijving het woord sterven voor. In een enkel geval als synoniem voor een trefwoord dat uitsluitend ‘sterven’ betekent, zoals aflijven uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). Maar meestal is ‘sterven’ slechts een van de vele betekenissen die een werkwoord heeft of heeft gehad. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het lemma bederven (I) in het Middelnederlandsch Woordenboek.
Dodelijke bloem
Tot de eerste categorie hoort het werkwoord zwelten. In het noorden van het Nederlandse taalgebied is het niet bekend maar in Vlaams-België wel. Het WNT geeft als betekenisomschrijving een drietal werkwoorden: ‘sterven’, ‘bezwijken’ en ‘creperen’. Uit de citaten blijkt dat het woord hoofdzakelijk wordt toegepast op dieren. Als een kat een teunisbloem eet, zal zij daaraan terstond overlijden:
De Thunisbloemen zijn oock seer venijnich ende doodtlick van nature, den menschen ende der beesten schadelick: soo het aen een katte beproeft is gheweest, daer van ingheuende, ende de selue terstondt swellende ende sweltende (J. David, Den Doolhof der Ketteren, 1605)
Hongerdood
In de middeleeuwen was het gebruik van het werkwoord zwelten niet beperkt tot het doodgaan van koeien, paarden, katten en andere dieren. Ook over mensen kon geschreven worden dat zij ‘gezwolten’ waren (zwelten was een sterk werkwoord met de vervoeging zwelten – zwalt – gezwolten). De dood was doorgaans het gevolg van uitputting na een langdurige periode van honger. Dit overkwam de christenen in Noord-Afrika die zich tegen de vervolging van de arianen probeerden te verstoppen in spelonken en woestijnen:
Vele goeder kerstinen waren, die wilden ontsculen ende ontfaren in hagedochten ende in wostinen, die van hongre ende van pinen swelten moesten ende bederven ende jammerlike sterven (Jacob van Maerlant, Spiegel Historiael).
Ieder mens zal eens hemelen, ontslapen, de eeuwige rust ingaan, het tijdelijke met het eeuwige verwisselen. Dat is onvermijdelijk. Laten we hopen dat dit op een vredige en waardige manier gebeurt, want zwelten in de betekenis ‘creperen’ wensen we niemand toe.