Vanwege een serververhuizing in het datacenter van de Universiteit Leiden is ivdnt.org op 27 november 2024 tijdelijk niet bereikbaar.
Onze excuses voor het ongemak!

Categorieën
Uit de streek

platte zeug

Waar en waarom wordt een pissebed in sommige dialecten ook wel platte zeug genoemd?

We hebben een fijne nazomer dit jaar, maar toch voel je dat het ’s ochtends al veel langer vochtig blijft. Als je de bloempotten op je terras opruimt voor het kouder wordt, heb je veel kans platte zeugen aan te treffen. Ook in een compostvat zie je ze vaak krioelen. Een platte zeug is zoals te zien is op de kaart van de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD) de naam voor een pissebed in Zuid-Holland, Zeeland, delen van Noord-Brabant en het noorden van West- en Oost-Vlaanderen. Waarom wordt dit dier platte zeug genoemd en welke andere woorden zijn er in de Zuidelijk-Nederlandse dialecten voor de pissebed?

Kaart van de DSDD met namen voor pissebed

Kelderzeug

Het kleine diertje met 7 paar poten wordt in de dialecten vaak vergeleken met een varken. Platte zeug is daarvan een voorbeeld. Zeug is immers de naam voor een vrouwelijk varken. Zeug komt ook voor zonder bijvoeglijk naamwoord in dezelfde streek als waar platte zeug voorkomt. In het noordoosten van Noord-Brabant is vooral kelderzeug in gebruik, maar ook zeug hoor je er vaak. Het diertje vind je namelijk ook wel in vochtige kelders. Niet enkel zeug of zeugje wordt gecombineerd met kelder. Als tweede deel heb je ook varken, mot, beest, dief, kudde, oog, slak, voorn. Keuze te over, wat erop wijst dat de plaats waar het diertje te vinden is een belangrijk benoemingsmotief is.

Varkensbeest

Wild varken is in de Brabantse en Limburgse dialecten de frequentste naam voor de pissebed. Ook stekelvarken, vooral bekend in Noord-Brabant en Nederlands-Limburg, hoor je vaak. Maar laten we niet al te moeilijk doen, want ook varken(tje) zonder bijvoeglijk naamwoord en het West-Vlaamse zwijn(tje) worden vaak gebruikt voor de pissebed. Voor wie het moeilijk vindt om het echte varken en de pissebed uit elkaar te houden, zijn er zeker oplossingen. Je voegt er beest aan toe. Varkensbeesten zitten vooral in Oost-Vlaanderen en het zuiden van Vlaams-Brabant. Behalve het keldervarken dat al aan bod kwam, vind je ook molen-, zee-, muur-, hout- en pennenvarkens of zwijnen in diverse dialecten. Behalve wild varken zijn er ook vette varkens, dikke varkens en platte varkens bekend.

Borstels en insecten

Dat pissebedden heel wat namen krijgen met varken of zeug (en de diverse dialectnamen ervoor zoals mot en zwijn) heeft waarschijnlijk te maken met de vorm van het insect. Sommigen denken dat het vooral de varkenssnuit is die gelijkenissen oproept, anderen vermoeden dat het de vorm en de manier van lopen is. Het varken dat we ons moeten voorstellen is niet het roze beest dat wij nu kennen, maar het wilde varken van lang geleden dat eerder grijsachtig was. De kleur kan dus een rol gespeeld hebben bij de naamgeving. Ook een schuurborsteltje krijgt vaak varkensbenamingen. Varkentje, zwijntje en in Zeeland ook platte zeug, net als het beestje. De vraag is of de borstel de namen heeft gekregen via de pissebed. De schuurborstel heeft misschien wel wat gelijkenissen met het insect. Anderen denken dat vooral het varkenshaar het benoemingsmotief is geweest om de handborstel allerlei varkensnamen te geven.

Krabben, luizen en stekelvarkens

Twee namen die naast varkens ook frequent voorkomen voor pissebedden zijn luizen en krabben. In Friesland zijn de beestjes vooral bekend als krabben of steenkrabben (uitgesproken als krobbe), In Groningen hoor je muurluis. In het Engels is het woodlouse. Pissebedden lijken met wat goede wil ook wel op krabben of luizen. Stekelvarkens en everzwijnen komen als naam voor de pissebed voor in de Zuidelijk-Nederlandse dialecten. Deze namen worden vaak gegeven aan de egel, dat ook wel enige gelijkenis heeft met de pissebed.

Muurzeiker

Het standaardtaalwoord pissebed heeft niets met varkens of zeugen. Ook bed(den)pisser en bed(den)zeiker komt in de Nederlandse dialecten voor als naam voor het insect. Die namen zijn eveneens bekend als naam voor de paardenbloem. Muurzeiker bestaat trouwens ook. Waarom wordt dit insect geassocieerd met pis en zeik? Pissebedden werden vroeger blijkbaar wel eens verwerkt in een middel dat zou helpen tegen bedplassen. Maar ook het feit dat pissebedden zicht altijd in vochtige omgevingen ophouden zal een rol gespeeld hebben. Vochtigheid als benoemingsmotief zagen we ook in de kelder-woorden. In het oosten van Nederland heb je de keldermot en ook in de zuidelijke dialecten komt de kelder vaak voor. Ook steen en muur horen hier thuis, net als hout. De diertjes zitten immers graag in vermolmd hout, dat vaak ook vochtig genoeg is. Stenen, muren, kelders en hout worden dus aangezien als vochtige plaatsen waar de pissebed graag vertoeft.


Meer lezen

Ga naar de inhoud