In zijn tweede oudejaarsconference Een verademing (1984) voert cabaretier Freek de Jonge een zekere meneer Hoeksteen ten tonele. Hij is op dat moment dertien jaar getrouwd met Janny van de Samenleving en heeft twee kinderen: een zoon en een dochter. Samen vormden zij, u raadt het al, het gezin Hoeksteen-van de Samenleving. Het gezin als hoeksteen van de samenleving, dat was een opvatting die ook de Verenigde Naties is toegedaan. In 1993 riepen zij daarom 15 mei uit tot de Internationale Dag van het Gezin. Een dag om stil te staan bij het belang van een hechte familie voor opgroeiende kinderen en voor een goede samenleving.
Samen op reis
Ons woord gezin is afgeleid van het Middelnederlandse ghesinde. Onder invloed van de voorafgaande n werd de d een n – ghesinne – en omdat de laatste twee letters gaandeweg niet meer werden uitgesproken, sleet uiteindelijk de laatste lettergreep eraf. Zo ontstond ons huidige woord gezin.
Door de eeuwen heen onderging niet alleen de vorm van het woord een verandering, ook de betekenis ervan laat een ontwikkeling zien. Het woord gezinde is ontstaan uit ge– en een oud zelfstandig naamwoord sind/sinth met de betekenis ‘weg, reis, tocht’ – het werkwoord zenden is eraan verwant. Het voorvoegsel ge– maakte van het woord een zogenaamd collectivum, dat wil zeggen een enkelvoudig woord dat een veelheid van zaken of personen aangeeft. Denk aan gebergte (bergen), gebroeders (broers), geboefte (boeven).
Oorspronkelijk betekende gezinde daarom ‘reisgezelschap’, met name het gezelschap dat hoorde bij een hooggeplaatst persoon of vorst. Van reisgezelschap naar dienaren van een vorst – de hofhouding – was slechts een kleine stap. Vervolgens kon gezinde ook staan voor bedienden van een minder aanzienlijk persoon. Toen de notie dienstbaarheid nog verder op de achtergrond kwam te staan, duidde het woord gezin ‘de leden eener familie, in betrekking tot den vader of de moeder’ aan, zoals het Middelnederlandsch Woordenboek het omschrijft. We zitten dan al in de veertiende eeuw.
Onder één dak
Maar hoe duidden de middeleeuwers dan vóór die tijd de leefvorm aan die in deze Terug in de taal centraal staat? Zij kenden daarvoor toentertijd het inmiddels uitgestorven meisniede. Dit woord had trouwens wel een iets ruimere betekenis dan ons woord gezin. Meisniede had niet alleen betrekking op het gezin zelf maar ook op al ‘het het dienstbaar personeel’, dus eigenlijk op iedereen die met elkaar onder één dak woonde.
Dat is niet zo verwonderlijk want meisniede gaat via het Oudfranse maisnie, meisnie terug op het Latijnse mansio – hiervan is het tegenwoordige Franse woord maison ‘huis’ afgeleid – waar de verzameluitgang –ata aan is toegevoegd. Die uitgang zien we ook terug in bijvoorbeeld het Spaanse armada ‘verzameling van schepen’ en het Franse cavalcade ‘stoet van ruiters’.
Aanvankelijk kon meisniede gebruikt worden als synoniem voor gezinde, maar op een bepaald moment gingen de betekenissen van die twee woorden uit elkaar lopen. Bij meisniede trad het aspect ondergeschiktheid steeds meer op de voorgrond en dat woord neemt daarom de betekenis aan van dienstpersoneel. Gezin verloor juist die betekenis van dienstbaarheid en kreeg vanaf eind achttiende eeuw de huidige betekenis van ouders en kinderen. Daarom spreken we nu van de Internationale Dag van het Gezin en niet van de Internationale Dag van de Meisniede.
- gezin in het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW), in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), op Etymologiebank
- meisniede in het Vroegmiddelnederlands Woordenboek (VMNW), in het MNW, in het WNT