Categorieën
Uit de streek

sjarp

Das, cache-nez, halsplag en sjarp: dialectwoorden voor een sjaal.

Na de kerst slaat de winter vaak pas echt toe. Wie naar buiten wil, haalt opnieuw handschoenen en een sjaal uit de kast. Maar hoe noem je zo’n warme halsomslag eigenlijk? In West-Vlaanderen is dat meestal een sjarp, zoals te zien is op de dialectkaart voor sjaal in de Database van de Zuidelijk-Nederlandse dialecten (DSDD). Elders in het Nederlandse taalgebied duiken weer heel andere woorden op. Welke woorden komen voor en waar komen ze vandaan?

Dialectkaart uit de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)

Écharpe

Het West-Vlaamse sjarp staat niet op zichzelf. In grote delen van Brabant en Limburg heet de sjaal sjerp. Dat woord kennen we ook uit de standaardtaal. Het lint dat een burgemeester bij officiële gelegenheden draagt is bijvoorbeeld een sjerp.

Zowel sjarp als sjerp gaan terug op het Franse écharpe. Dat woord had oorspronkelijk niets met kou te maken, maar verwees naar een pelgrimstas die schuin over het lichaam werd gedragen. Het woord is via vele omwegen afgeleid van het Latijnse scirpa ‘een uit biezen gevlochten tas’. In het Oudfrans werd het woord gebruikt om een pelgrimstas te benoemen. Dat was vaak een gevlochten schoudertas waarvan de draagriem dwars over de schouders of romp hing. Later werd het woord gebruikt voor de diagonale draagriem zelf. Zo kreeg het uiteindelijk de betekenis van een stoffen of zijden band of lint en later die van een wollen sjaal of das, of een omslagdoek.

Voor het West-Vlaamse sjarp ligt een rechtstreekse ontlening aan het Frans voor de hand, terwijl sjerp in Brabant en Limburg vaak verklaard wordt via het Duitse Schärpe.

Sjaal

Het woord sjaal, dat verspreid voorkomt in het Zuidelijk-Nederlandse taalgebied, heeft een verre reis achter de rug. Via het Engels (shawl) en het Frans (châle) gaat het uiteindelijk terug op het Perzische shāl, een omslagdoek of schoudermantel. Het woord kwam samen met exotische stoffen vanuit Zuid-Azië naar Europa. Daarover schreven we al in de bespreking van de omslagdoek, de snurk. Sommige onderzoekers vermoeden dat shāl genoemd is naar een stad waar zulke stoffen werden gemaakt; anderen denken aan een Sanskrietwoord dat ‘bontgekleurd’ betekent.

Das

In de standaardtaal zeggen we vaak das, en ook in grote delen van Noord-Brabant en Limburg is dat een gangbaar dialectwoord voor een sjaal. Het woord is waarschijnlijk ontleend aan het Nederduits, waar das of dasse een dikke wollen halsdoek betekende. De verdere herkomst is minder duidelijk, maar mogelijk hangt het samen met oude woorden voor kleding, pels of vacht.

Cache-nez en cravatte

De Franse invloed op sjaalwoorden is vooral in Brabant goed hoorbaar. In Noord-Brabant kom je vaak cache-nez tegen, letterlijk ‘iets om je neus te verbergen’. In Vlaams-Brabant hoor je dan weer cravatte, een woord dat ook gebruikt wordt voor een stropdas.

Oorspronkelijk was die cravatte een halsdoek van Kroatische soldaten, die in de 17e eeuw in Frankrijk bekendstonden als les Cravates. Via het Frans kwam het woord in onze dialecten terecht. In het West-Vlaams zijn krowaat en kerwaat ook nu nog bekend voor ‘sjaal’ of ‘halsdoek’. Voor lichtere, minder winterse exemplaren wordt soms ook het Franse foulard gebruikt.

Halsplag

Niet alle woorden komen van ver. In sommige Limburgse plaatsen heet de sjaal halsplag: letterlijk een plag (lap stof) die je om de hals draagt. Plag betekende oorspronkelijk gewoon ‘lap’ of ‘stuk stof’. Dat ook doek in halsdoek naar een lap stof verwijst, spreekt voor zich. Halsdoek komt her en der in de dialecten voor als naam voor de warme sjaal.

Daarnaast bestaat (hals)slat, alweer een ouder woord voor ‘lap’ of ‘vod’. Net als bij veel woorden voor losse stukken stof is de herkomst onzeker, maar het beeld is duidelijk: een sjaal is vaak niet meer dan een lap die je warm houdt.

Neusdoek, snuitdoek en snurk

Ten slotte zijn er nog woorden als neusdoek en snuitdoek. Die gebruiken we nu vooral voor een zakdoek, maar vroeger konden ze ook slaan op driehoekige omslagsjaals. In de buurt van Opwijk heet de sjaal ook snurk, een woord dat elders in Uit de streek al eens besproken werd als naam voor de omslagdoek. De namen voor die driehoekige omslagdoeken gingen later niet enkel over op de kleinere zakdoeken maar ook op de rechthoekige sjaals die we vandaag kennen.

Wie zich deze winter tegen de kou inwikkelt, kan dat dus doen met een sjaal, sjarp, sjerp, das, cache-nez of halsplag. Het zijn allemaal lappen stof, soms van dichtbij, soms van heel ver gehaald, om hals en neus te beschermen tijdens koudere dagen.


Meer lezen