Eindelijk! Misschien kunnen we de schaatsen dit jaar toch nog aanbinden. Februari is dikwijls de maand met sneeuw en ijs, zoals ook dit jaar. Veel Nederlanders hopen dat het inderdaad zo hard zal vriezen dat ze toch de kans krijgen om straks op natuurijs te kunnen schaatsen. Maar heet die schaats overal schaats?
In een deel van Vlaanderen wordt de schaats schaverdijn genoemd. Dit woord was in het verleden algemener dan nu, maar het zijn vooral de Vlaamse schaatsers die de schaats zo zijn blijven noemen. Op de kaart in de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD) zie je dat vooral West- en Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en het zuiden van de provincie Antwerpen die term nog gebruikt of kent. In sommige dialecten is schaverdijn vervormd tot schafferdijn, schofferdijn en zelfs gofferdijn.
Schaven
De etymologie van schaverdijn is onzeker, waardoor er verschillende theorieën de ronde doen. De meeste taalkundigen denken dat het eerste lid van het woord afgeleid is van schaveren, een frequentatief van schaven. Frequentatieven zijn herhalingswerkwoorden die eindigen op –eren of –elen, zoals trappelen of bibberen. Het tweede deel –dijn blijft dan onverklaard. Anderen denken dat schaverdijn teruggaat op het Franse savate, of eigenlijk op een hypothetisch verkleinwoord *savatine. De sch is in dit geval dan ook te danken aan de associatie met schaven. Een derde mogelijkheid is dat het woord teruggaat op het Oudfranse eschapin ‘lichte schoen’. Kortom, er is nog werk aan de winkel voor etymologen.
Scheuvel & schrikschoen
Schaats, hier en daar ook schets, is het gebruikelijke woord, vooral in Nederland maar zeker ook in Vlaanderen. Schaats gaat terug op het Oudfranse escache dat ‘stelt’ betekent. Een schaats was een verhoogde schoen met ondergebonden ijzers. In Groningen, Drenthe en Overijssel kennen ze scheuvel, afgeleid van schuiven. In het zuiden van Vlaams-Brabant en Limburg schaatsen ze met schrikschoenen en schrikkelschoenen, schoenen waarmee je kan schrikken ‘een grote stap zetten, schrijden’.
Schrikken & strikken
Het Nederlandse schrikken is dus ‘opspringen door plotselinge schrik’ en schrikkelen in schrikkeljaar betekent ‘over iets heen springen’. Het Duitse Schrittschuch heeft dezelfde herkomst, maar onder invloed van Schlitten ‘slee’ ontstond ook Schlittschuh, een woord dat ook in het uiterste zuidoosten van Limburg bekend is. Het zuiden van Limburg kent ook nog strikschoen en strikkelschoen, dat wellicht een volksetymologische aanpassing is: de taalgebruiker kent schrik niet meer in de oude betekenis en zoekt een logische verklaring. In dit geval dus bij strik, een woord dat wel nog bekend is.
Niet te overmoedig, beste schaatser!
Dat schaatsen niet altijd veilig is, zie je in de West-Vlaamse uitdrukking die wordt gebruikt om te overmoedige vrienden of kinderen op hun plaats te zetten en tot voorzichtigheid aan te manen:
Hoge klemmers
Verre zwemmers
Schaverdijners op broos ijs
Allemaal niet goed wijs
De uitdrukking is ook bekend in andere licht aangepaste vormen zoals hoge klemmers, diepe zwemmers, schaverdijnders op het ijs, zijn altegare nie wijs!
- Dialectwoorden voor schaats in de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)
- schaverdijn in etymologiebank.nl
- schaverdijn in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)
- Terug in de taal over schrikschoenen
- Artikel van Debrabandere, F. (2003). ‘Schaatsen en stelten’. In: Neerlandia/Nederlands van Nu, jg. 107
- Zoek schaats in de woordenbanken e-WND en woordenbank.be