Na twee verkenners en twee informateurs was het de beurt aan informateurs Richard van Zwol en Elbert Dijkgraaf om samen met de fractievoorzitters van PVV, VVD, NSC en BBB te komen tot de vorming van een nieuw kabinet in Nederland. De onderhandelingen verlopen moeizaam, omdat de opvattingen van deze politieke partijen over cruciale thema’s hemelsbreed verschillen. Zo is er onenigheid over het mestbeleid. NSC en VVD willen dat de boeren conform Europese regels minder mest uitrijden, de BBB wil dat de overtollige mest wordt opgeslagen in Rotterdamse havensilo’s of toch gewoon uitgereden mag worden. Vroeger gebruikten boeren daarvoor de bruidweg.
Zes voet breed
Hoewel er van een mestcrisis in de middeleeuwen nog lang geen sprake was – noch van ellenlange kabinetsformaties – produceerden koeien en varkens toentertijd evenzogoed mest. Dat was een gratis en natuurlijk middel om landbouwgrond vruchtbaar te maken. Om die mest uit de stal naar verderop gelegen gebieden te brengen, maakten de boeren gebruik van een bruidweg of bruutwech, zoals het Middelnederlandse woord luidde. Dat was geen eenvoudig landweggetje. Een bruidweg moest volgens een 14e-eeuwse verordening uit Brussel zes voet breed zijn, net als een kerkweg en een marktweg.
Stinkende soep?
Het eerste deel van deze samenstelling – bruut (in modern Nederlands bruid) – had oorspronkelijk de betekenis ‘vocht’. In het etymologisch verwante Engelse woord broth ‘bouillon, vleesnat, soep’ is die betekenis nog bewaard gebleven. Maar van lieverlede verschoof de betekenis van ‘vocht’ naar ‘vocht dat uit (koe)mest sijpelt’. Een ander woord voor deze hoogwaardige meststof is aalt of gier, al wordt dat laatste woord in de middeleeuwen vooral gebezigd voor ‘koeienpis’.
Een beerput opentrekken
Houdt het Middelnederlandse bruid ‘mestvocht’ op enigerlei wijze verband met bruid ‘verloofde, jonggehuwde vrouw’? Nee, etymologisch gezien hangen ze niet samen. Toch heeft dat onze voorouders er niet van weerhouden deze twee woorden op elkaar te betrekken. In het 17e-eeuwse Holland betekende de vuile bruid uitdragen dat iemand de beerput ging ruimen, dat is de put waarin menselijke uitwerpselen werden gedeponeerd. Voortbordurend op de dubbelzinnige betekenis van bruid kwam voor dat smerige klusje eveneens de uitdrukking bruiloft houden in zwang. Degene die belast was met die taak werd eufemistisch bruidleider genoemd. Een weinig eervolle functie.
Ook in De oorsprong en uitlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden van de 18e-eeuwse woordenboekmaker Carolus Tuinman komen we het dubbelzinnige woord bruid tegen:
’t Zal ’er stinken. Zo geschied als drek geroert word. Getuige zy de Bruid, wanneer de wijngaard onder de aarde word gesneden. Dit word toegepast op een vuile zaak. Dus zegt men ook: Hy maakt daar veel stanks. (1726: 232)
Als een vuile zaak, zo zou je de onderhandelingen voor de vorming van een nieuw kabinet in Nederland inmiddels wel kunnen bestempelen. Zolang de onderhandelende partijen elkaar in de media met bruid blijven bevuilen, slinkt de kans dat, politiek gezien, een bruid en een bruidegom binnen afzienbare tijd bruiloft zullen houden en dat er een nieuwe Nederlandse regering bij de koning op het bordes staat.