Categorieën
Terug in de taal

groente

Waarom noemen we rodekool en witlof groente, terwijl ze helemaal niet groen zijn?

Om gezond, duurzaam en veilig te eten kun je op de website van het Voedingscentrum betrouwbare informatie vinden over voeding. Een van de hulpmiddelen daarbij is de in Nederland alom bekende Schijf van Vijf, die laat zien welke producten goed zijn voor je gezondheid en welke keuzes beter zijn voor het milieu. Op basis van smaak, voorkeur of culturele achtergrond kan elke consument vervolgens zelf een keuze maken uit de vijf gekleurde vakken die de schijf telt.

Groenten [foto van Congerdesign via Pixabay]

De grootte van de verschillende parten is niet gelijk. Hoe groter een part is, des te meer zou een naar gezondheid strevende consument ervan moeten eten. Daarom neemt het groene vak – “Neem veel groente en fruit, vooral uit het seizoen” – meer dan een kwart van de schijf in. Aan de rand daarvan staan afbeeldingen van onder meer broccoli, winterpeen, ui, prei en paksoi. Hoewel alleen de broccoli geheel groen is, scharen we ze alle onder de naam groente.

Waar komt groente vandaan?

Hoe zit dat? Tot vorige week hadden we deze vraag voor kunnen leggen aan Paulette Tacx-Hillebrand, die ruim 25 jaar aan het Instituut voor de Nederlandse Taal verbonden is geweest. Zij begon als datatypist voor het Woordenboek der Nederlandsche Taal en was de laatste jaren werkzaam als management-assistent. Paulette heeft een volkstuin, een grote kennis van het telen van gewone en bijzondere gewassen én van lekkere recepten. Bovendien kon zij er vol enthousiasme over vertellen.

Nu Paulette met pensioen is, zijn we aangewezen op andere bronnen, zoals het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Daar kunnen we bij het lemma groente heel mooi de betekenisontwikkeling volgen die dat woord heeft doorgemaakt. Groente is een afleiding van het bijvoeglijk naamwoord groen waarachter het achtervoegsel –te is geplakt. Het woord is voor het eerst aangetroffen in de 16e eeuw, in de middeleeuwen was groensel gebruikelijker. Oorspronkelijk betekende groente ‘de eigenschap of hoedanigheid van een groene kleur te hebben’. In figuurlijke zin kon het ook gebruikt worden om te verwijzen naar de jeugdige frisheid van bejaarden of naar de frisheid van de jeugd.

Strooien met groente

Aan het eind van de 16e eeuw komen we groente eveneens tegen in een concrete betekenis. Het wordt dan gebruikt als een collectieve benaming voor groene bomen, struiken en kruiden, meer in het bijzonder voor de bladeren daarvan. Ook voor afgesneden loof en takken gebruikten 17e- en 18e-eeuwers toentertijd het woord groente. Anders dan wij zullen lezers van de Amsterdamse Courant van 16 mei 1686 daarom niet vreemd hebben opgekeken toen zij in een beschrijving van een omgang van een gouverneur lazen:

De straten en huysen daer hy voorby trock, waren met groente bestroyt en behanghen, en met verscheyde andere cieraden en Triumf-boghen, op het kostelijckst opghetoyt.

Daarnaast kwam het woord groente in gebruik voor plantaardig voedsel voor de mens. Natuurlijk in eerste instantie voor groen voedsel, als spinazie en spruiten. Maar gaandeweg werd de term toegepast op alle eetbare planten of plantendelen. De kleur deed daarbij niet langer ter zake. Daarom noemen we ook rodekool en witlof groente, ook al verwijzen die in hun naam expliciet naar een niet-groene kleur.


Meer lezen

Ga naar de inhoud