De winnaars van de Woord van het Jaarverkiezingen in Nederland – anderhalvemetersamenleving – en in Vlaanderen – knuffelcontact – vatten kernachtig samen wat de voornaamste gevolgen zijn van de coronapandemie. Om het virus terug te dringen moeten we afstand tot elkaar bewaren maar om ons door deze crisis heen te slaan hebben we juist behoefte aan contact. Huisdieren zijn als geen ander in staat om in deze behoefte te voorzien. Veel mensen hebben daarom een ‘pandemiepuppy’ of een ‘coronakitten’ in huis gehaald. Maar een kamerkat is – zeker in een gezin met jonge kinderen – niet aan te bevelen.
Gezellige huisgenoot?
Eigenlijk is een kamerkat niets anders dan een kat die in de (woon)kamer huist, waar de eigenaar dit huisdier naar believen kan koesteren en vertroetelen. Maar in die zin kwam het woord amper voor. Van de 16e tot en met de 18e eeuw is de gewone en meest gebruikelijke betekenis van kamerkat ‘een in ontucht levende vrouw’, zoals het Woordenboek der Nederlandsche Taal haar in nette bewoordingen omschrijft.
Op kamers
Die kamerkat kwam in twee gedaantes voor. Zo was er de publieke vrouw die op zichzelf woonde en in een kamer haar diensten aanbood. Hiermee onderscheidde de kamerkat zich van prostituees die hun klanten op straat oppikten of in bordelen ontvingen. Daarnaast kon kamerkat – al dan niet schertsend – verwijzen naar een zogeheten ‘gekamerde bijzit’, een concubine. Om hun relatie geheim te houden voor zijn echtgenote huurde de man dan voor zijn liefje een kamer waar zij in het geniep de liefde konden bedrijven.
Schoothondje
Overigens moest een man met een goed huwelijk niet denken dat hij met de aanschaf van een schoothondje geen verdenking op zich laadt, want ook dat woord kon verwijzen naar een lichte vrouw! In het blijspel Beslikte Swaantje en Drooge Fobert (1715) van Abraham Alewijn noemt het personage Neeltje dit keffertje dan ook in één adem met kamerkatje, wanneer zij uitvaart tegen Swaantje:
Wat beelt’ er deze schyt-fleirs [slet] in;
Jou rechte snotneus, kamer catje,
Schoot-hondjen, olyk kladde gatje [dom wicht]
Voor een lang en gelukkig huwelijk lijkt de aanschaf van een coronakitten of een pandemiepuppy te verkiezen boven die van een kamerkat of schoothond.
- kameren in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)
- kamerkat in het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW)
- kamerkat in het WNT
- schoothond in het WNT