Vanwege een serververhuizing in het datacenter van de Universiteit Leiden is ivdnt.org op 27 november 2024 tijdelijk niet bereikbaar.
Onze excuses voor het ongemak!

Categorieën
Uit de streek

kindjeskak

Kinnekeskak, kakkeboontjes en kinderkeuteltjes zijn dialectwoorden voor doopsuiker; in Vlaanderen het traditionele geschenk bij een geboorte. Men maakte kinderen vroeger wijs dat de snoepjes uit de luier van de gedoopte kwamen.

Kakkeboontjes of kindjeskak vies? Dat valt mee. Beide zijn namen voor doopsuiker; in Vlaanderen het traditionele geschenk bij een geboorte – of eigenlijk bij het doopsel – van een kind, te vergelijken met de Nederlandse beschuit met muisjes. De traditie om doopsuiker te geven bij een geboorte of doopsel moet ook nog bekend zijn (geweest) in het zuiden van Nederland.

Foto: Tineke Vanden Meerschaut

Oorspronkelijk was doopsuiker een amandelboon met honing eromheen, later werd het een laagje chocolade en in de meeste suikerbonen – want zo worden ze ook nog genoemd – is nu helemaal geen amandel meer te vinden. Ze krijgen ook vaak een Franse naam: dragées. De traditie wil dat het de peetouders zijn die deze lekkernij betalen. Maar zoals wel vaker gebeurt, gaan tradities soms eens verloren. Nu draaien de kersverse ouders meestal op voor de kosten, en maken ze de geschenkjes zo sober of zo luxueus als ze zelf willen. Doopsuiker wordt vandaag al dikwijls vervangen door andere geschenkjes; het zou dus wel eens kunnen dat de traditie op korte termijn helemaal verdwijnt.

In een ver verleden

De legende vertelt dat het de Romein Julius Dragatus was die de allereerste dragee of suikerboon maakte, toen hij per toeval een amandel in een pot honing liet vallen. Hij vond het zo lekker, dat hij het als geschenk gaf bij de geboorte van zijn zoon: het begin van een Romeinse traditie om doopsuiker te eten bij geboortes en ook bij huwelijken. De vorm van de amandel is nog lang zichtbaar gebleven in doopsuiker. Heel lang geleden werden de snoepjes in oneven aantallen – dat bracht geluk – gegeven in puntzakjes. Het gebruik om doopsuiker aan te bieden werd pas algemeen op het einde van de 19e eeuw. Ze staan symbool voor vruchtbaarheid en nieuw leven. In sommige landen worden ze ook bij bruiloften aangeboden.

Keuteltjes

Schrik niet wanneer je grootouders het over kinnekeskak, kakkeboontjes of kinderkeuteltjes hebben als ze doopsuiker benoemen. Men maakte kinderen vroeger immers wijs dat de snoepjes uit de luier van de gedoopte kwamen. Hiervoor wikkelde men een tweede luier om het kind waarin de doopsuiker verborgen zat. Na het doopsel liet men de suikerboontjes op de grond vallen en leek het alsof die afkomstig waren uit de luier van de baby. Heel wat van de dialectnamen verwijzen naar dit gebruik. We noemden al kakkeboontjes (de snoepjes hadden de vorm van een amandelboon) en kindjeskak (waarbij kindjes in het dialect op heel veel verschillende manieren kan worden uitgesproken), maar je hebt ook nog kakmenten – menten zijn muntjes, zoals in pepermunt –, kinderkeuteltjes, kaksuiker, kakkestrontjes, kakpillen en kakspekken – pielekes en spekken zijn namen voor snoep in sommige Vlaamse dialecten – , poepsuiker en kaksuiker. Voor elk wat wils.

Doopmenten

Omdat de traditie wil dat deze snoepjes vooral bij het doopsel werden uitgedeeld, zijn er ook namen die hiernaar verwijzen: die met doop of het Franse baptême in het eerste deel. Behalve doopsuiker worden ook doopmenten, doopspekjes, doopbonen, dooppilletjes, doopkeutels en baptême of sucre baptême genoemd. Wie de traditie van de tweede luier nog kent, schrikt niet van de keutels in het tweede deel van de naam. Maar soms moet het deftig blijven en is de traditie al zo ver vervaagd, dat namen voor bonen of snoepjes (menten ‘munten’, pilletjes en spekjes (zie hierboven)) beter passen. Kak-woorden gebruik je immers niet te pas en te onpas.

Snoepjes

Doopsuiker is en blijft snoep, en suiker is het belangrijkste ingrediënt. Er zijn dus ook namen die niet naar het doopsel of naar de traditie verwijzen. Het eerste deel is dan meestal suiker, het tweede deel een naam voor snoep of een verwijzing naar de traditionele bonen: suikerbonen, suikereitjes, doopsuikers, suikerbeestjes, suikerbezen ‘bessen’, suikerballen en –bollen, suikerklitsen en suikererwten. Ook boeletjessuiker waarin boeletje verwijst naar baby (een klein boeletje) komt voor. Maar voor de liefhebbers van doopsuiker, maakt het waarschijnlijk niet uit hoe de snoepjes genoemd worden. Ze kijken ongetwijfeld al weer uit naar een nieuwe geboorte in hun vriendenkring.


Meer lezen

Ga naar de inhoud