Categorieën
Uit de streek

motten

Het blijft maar motten (of: motregenen) vandaag. Waar komt dit woord vandaan en welke dialectwoorden voor dit soort weer bestaan er?

Het zijn niet altijd van die heerlijke warme zomers met nu en dan een warmteonweer. Vaker kennen we gemiddelde zomers met soms een mooie dag maar ook dikwijls een regenbui. En soms blijft het de hele dag aanhoudend regenen, hard of heel zachtjes. In bepaalde gebieden in Brabant mot het dan (zie de kaart in de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)). In het Nederlands heet het motregenen. Daarin zit inderdaad ook hetzelfde woord mot. Waar komt dat woord vandaan en welke andere namen bestaan er in de Zuidelijk-Nederlandse dialecten voor dit weersfenomeen?

Motten in de regen

Met de mot ‘nachtvlinder’ heeft motten/motregenen niets te maken. Mot betekende in het Middelnederlands gewoon ‘fijn stof’. Motregen is dus regen die eruitziet als fijn stof. Tussen Geleen en Maastricht zegt men ook motteren, een frequentatief werkwoord dat op herhaling wijst. Motregen duurt meestal wel langer dan een hevige korte regenbui. Het beeld van fijn stof vind je ook in stuifregenen (vooral bekend in West- en Oost-Vlaanderen) of stofregenen (zowel in Oost-Vlaanderen als in Limburg).

Foto door Erik Witsoe in Unsplash

Niet zeveren

Behalve het standaardtaalwoord motregenen hoor je heel vaak overal verspreid in de zuidelijke dialecten het werkwoord zeveren. Verwant zijn zebberen, zibberen, zabberen en sabberen die veel minder vaak voorkomen. Zeveren betekent ‘langzaam kwijl uit de mond laten lopen’. De regen wordt hiermee vergeleken: het langzaam naar beneden vallen van water, dus. 

Miezerig gemiezel

Miezelen, smiezelen, smijzen, mozelen en miezeren zijn ook afgeleid van een Middelnederlands woord, namelijk misel. Je ziet er het Engelse to mizzle in. En het Nederlands kent ook miezerig weer ‘regenachtig weer’. Verwantschap met het woord mist is hier waarschijnlijk. De s– van het Limburgse smiezelen is een klankexpressieve toevoeging. De r en l worden vaak eens verwisseld door sprekers, en dat gebeurde dus ook bij miezeren en miezerig.

Zijpenat siepelen

Siepelen en sijpelen hebben als grondvorm zijpen. Door het werkwoord op -elen te laten eindigen en niet op -en, wordt een herhalingseffect nagestreefd. Dat zagen we eerder ook al bij motteren. En er zijn nog heel wat werkwoorden met de betekenis ‘motregenen’ die op -elen eindigen: fiezelen, friezelen, mokkelen, smuikelen, zouwelen, …. Maar opgepast want schijn bedriegt soms: zeveren en miezelen zijn geen herhalingswerkwoorden; zij zijn afgeleid van zever ‘kwijl’ en van misel ‘motregen’. De -el/er stond al in het onderliggende woord.

Foto door freddie marriage op Unsplash

Rokend smokkelen of smodderen

Smokkelen is wel weer een frequentatief, in dit geval  van smoken, dat in West-Vlaanderen vaak als smuiken te horen voor motregenen. Je herkent er het Middelnederlandse woord smook in, of het Engelse woord smoke. Dat betekent ‘damp’ of ‘rook’. Als het een hele dag motregent, lijkt het alsof er damp of rook over het landschap hangt. Het smokkelt, smookt of smuikt dan de hele dag. Smodderen is eveneens een herhalingswerkwoord, gebaseerd op (be)smodden. Smodden betekent ‘vlekken maken’. De regen maakt immers alles nat en vuil, ook al gebeurt dat in een gezapig tempo. Ook smossen (gebruikt in de Brabantse dialecten) heeft deze connotatie. Het is afgeleid van smos ‘vuil’.

Slot

Motregenen kan in de zuidelijke dialecten met heel wat verschillende woorden worden benoemd. De benoemingsmotieven zijn divers, maar vaak zijn het werkwoorden die het langdurige, aanhoudende van dit type regen benoemen. Vandaar de vele herhalingswerkwoorden op -elen of -eren. Ook het mistige en stofferige effect en het feit dat de regen alles vuilmaakt speelt een grote rol in de naamgeving.

Bronnen:


Meer lezen

Ga naar de inhoud