Heb je in westelijk West-Vlaanderen een emmer nodig, dan vraag je naar een seule. Het woord wordt door West-Vlamingen vaak genoemd als je op zoek gaat naar de leukste of meest typische dialectwoorden. Andere dialectsprekers gebruiken het om met het dialect van West-Vlaanderen te spotten. Maar zoals je op de kaart van de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD) kan zien zijn er nog heel wat andere woorden in de dialecten om een emmer te benoemen: emmer/emer, aker, tob, ketel en marmiet of barmiet. Het zijn leenwoorden die onze voorouders vooral uit de Romaanse talen hebben gehaald.
Hout & metaal
Een emmer was vroeger dikwijls van hout gemaakt en werd gebruikt om water uit waterputten te halen. Tegenwoordig gaat het vaak om een plastic emmer die je bijvoorbeeld gebruikt bij het schoonmaken. De oude namen voor de houten emmer zijn soms bewaard gebleven als naam van de nieuwere emmers. Maar andere namen verwijzen naar metalen vaten of houten kuipen.
Twee oren
Emmer heeft het tot standaardtaalwoord geschopt; het is vrijwel in alle dialecten van de Zuidelijk-Nederlandse dialecten bekend. De emmer heet wel vaak emer (soms uitgesproken als ieëmer). De oorsprong vind je in het Romaanse ambora, dat uit het Latijnse amphora ‘een kruik met twee oren’ is ontstaan. In het Grieks betekent amphi ‘aan beide kanten’. Sommigen beweren wel eens – ten onrechte – dat de voorouder van emer te vinden is in het Duitse Eimer, dat in het Middelhoogduits einber was. Omdat een emmer maar één hengsel heeft en geen twee oren, dacht men dat de oorsprong gezocht moest worden in ein ‘één’ en ber, afgeleid van beran ‘dragen’. Maar dat is een volksetymologische herinterpretatie.
Situla
Seule bestrijkt een groot deel van West-Vlaanderen, zoals je op de DSDD-kaart kunt zien. De West-Vlamingen haalden het woord in Frankrijk. Een seille – in het oudere Frans seel of sel – was oorspronkelijk een houten vat, dat bijvoorbeeld gebruikt werd om wijn te vervoeren. Het woord stamt af van het Volkslatijnse situlem, zelf afgeleid van situla. Dat was oorspronkelijk een putemmer. Je hoort soms ook sulle of sille in het West-Vlaams. In het moderne Frans hoor je seau.
Aker
Aker, bekend tussen Brugge en Kortrijk in West-Vlaanderen, in het zuiden van Oost-Vlaanderen en in Belgisch-Limburg, gaat terug op het Latijnse aquarium. Je herkent er aqua ‘water’ in. Oorspronkelijk was het een bronzen emmer die in de Romeinse tijd aan de Beneden-Rijn werd gemaakt. Het was een ander type emmer dan de houten situla. Het woord is reeds vroeg in het Nederlands overgenomen. De oudste datering van aker vind je tussen 1101 en 1200. In Noord-Nederland is aker vrijwel volledig verdwenen in de dialecten, maar in de zuidelijke dialecten is de betekenis geëvolueerd naar de gewone emmer.
Van tobbe naar tub
In Zuidelijk Limburg noemt men de emmer een tob(be). Het is een Germaans woord voor een kuip. In de Vlaamse en Brabantse dialecten hoor je tubbe, tibbe of tupke, maar dan niet in de betekenis ‘emmer’. Het is er net als in het Nederlands een houten kuip. De herkomst van het woord is onbekend. Sommige taalkundigen zagen een verband met het Duitse Zuber ‘tobbe, kuip’, maar dat is ondanks de overeenkomst in vorm en betekenis niet evident omdat het teruggaat op *zwī-bar, waarmee een emmer met twee oren is bedoeld: zwi ‘twee’ en bar van beran ‘dragen’. Anderen verbinden tobbe met het Oudnederlandse dobbo ‘waterpoel’, maar dan is de t- niet te verklaren. Het woord is later vanuit het Nederlands ook in het Engels terechtgekomen: tub.
Ketel
Metalen emmers heten ketel in het zuidoosten van West-Vlaanderen of marmiet/barmiet in het zuiden van Oost-Vlaanderen. Ketel is wellicht ontleend aan het Latijnse catinus ‘schotel, kom’ of aan het verkleinwoord catillus ‘schoteltje, bordje’. In het eerste geval moet je dan wel een klankovergang van n naar l aannemen, maar dat kan gebeurd zijn onder invloed van werktuignamen op -el zoals beitel. Toch is niet iedereen overtuigd van deze etymologie, want de betekenis van het Latijnse woord komt niet overeen met de betekenis ‘kookpot’ die het woord in de Germaanse talen heeft. Andere taalkundigen vermoeden dat catinus, dat ook ‘gesloten waterreservoir in een waterpomp’ betekent, door Germaanse soldaten in Romeinse dienst is overgenomen en dat zij er de algemenere betekenis ‘kookpot’ aan hebben gegeven.
Hypocriet
Marmite is een Frans woord dat oorspronkelijk ‘hypocriet’ betekende. De betekenisovergang naar een diep, afgesloten pot met deksel wordt verklaard door het feit dat de diepe pot met deksel zijn inhoud verbergt voor nieuwsgierige pottenkijkers, in tegenstelling tot een open pan. Een m en een b wisselen wel vaker in de dialecten, waardoor barmiet en bermiet (met verdoffing van de a in de eerste lettergreep) konden ontstaan. De marmiet was een kookpot of kookketel van metaal of aardewerk met deksel, maar ook voorzien van een hengsel of oren, wat dus de sprong naar emmer kan verklaren.
- Dialectwoorden voor emmer in de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)
- seule in de etymologiebank.nl
- seule en varianten in de woordenbanken e-WND en woordenbank.be
- Zoek emmer op in de Kaartenbank van het Meertens Instituut
- Literatuur: J. Bruch (1926), Kessel, in: Festschrift für Universitäts-Professor Hofrat Dr. Paul Kretschmer; Beiträge zur griechischen und lateinischen Sprachforschung, Berlin, 6-14. L. Van de Kerchove (1944-1946), De namen van de emmer in de Zuidnederlandse dialecten, in: Leuvense Bijdragen 36, 28-42.