Zowel in Nederland als in Vlaanderen zetten kinderen een schoentje klaar voor sinterklaas. Behalve speelgoed krijgen ze op pakjesavond in Nederland of op 6 december in België ook wel mandarijntjes, koekjes zoals uzekes en speculaas, chocolade, marsepein en nog heel veel ander snoepgoed. Hier en daar krijgen brave kinderen misschien wel zjiepjes. Dat zijn dropjes, zwarte snoepjes gemaakt van zoethout. Waar wordt zjiepje gebruikt en welke andere dialectwoorden bestaan er nog om drop te benoemen?
Druppels
Drop is gemaakt van een aftreksel van zoethout. Het verdikte sap uit de wortel van de zoethoutboom wordt al lang gebruikt als geneesmiddel tegen allerlei kwaaltjes zoals hoesten. De benaming drop komt dan ook van een drop of een druppel zoethoutwortelextract. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw werd dit zoete bolletje niet alleen als hoeststillend middeltje gebruikt, maar ook als lekkernij gegeten. Zoals op de kaart van de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD) te zien is, wordt deze lekkernij in het noorden van West- en Oost-Vlaanderen, in Noord-Brabant en in Limburg drop genoemd. Drop is verder bekend op de Zeeuwse eilanden en in de rest van Nederland. Ook drip en drup zijn niet onbekend hier en daar. In Zeeland hoor je naast drop vaak drukje en drokje. Of dat woord bij de drop-/druppelwoorden thuishoort, is niet met zekerheid te zeggen.
Liquiritia, een oud geneesmiddel
Naast drop bestaan er nog veel andere dialectwoorden voor dit snoepgoed zoals kalisse, klis, krissie, lakrits en réglisse. Deze woorden gaan alle terug op hetzelfde woord: liquiritia. Toen de zoethoutplant en daarmee ook drop rond de 13e eeuw in Europa terechtkwam, had dit nieuwe product natuurlijk een naam nodig. In verschillende gebieden werd de Latijnse benaming voor zoethout liquiritia overgenomen. Dit woord is afgeleid van het Oudgriekse glykyrrhiza, wat ‘zoete’ glykus (vergelijk met glucose) ‘wortel’ rhiza betekent. Uit die Latijnse naam ontstond in het Oudfrans licorice, maar ook reculisse, na wisseling van de l en de r, iets wat wel vaker gebeurt in taalverandering. Via het Oudfrans kwam de benaming voor drop in de Zuid-Nederlandse dialecten terecht. Réglisse wordt bijvoorbeeld nu nog in West- en Oost-Vlaanderen gebruikt. Uit de Franse vorm reculisse ontstond ook rekalis, waaruit de huidige dialectwoorden kalisse, klits en klis zijn voortgekomen doordat de eerste onbeklemtoonde lettergreep re- is weggevallen. Die woorden vind je nu terug in de westelijke en centrale dialecten van het taalgebied. Het Limburgse lakrits en krissie, het Groningse lekkeris en het Gelderse lakrisse zijn eveneens ontleend van het Latijnse liquiritia, maar hierin zijn de l en de r op hun plaats blijven staan. Die vormen zijn namelijk niet via het Oudfrans hier terechtgekomen. De oostelijke vormen zijn ontleend aan het Duits.
Griekse zjiepjes en pikzwart snoep
Niet alle dialectwoorden voor drop zijn van liquiritia afgeleid. In het uiterste westen van West-Vlaanderen speelt de hoeststillende werking een rol in de benaming. Je hoort er hoestekoek of hoestepek. Kleur kan ook bepalend zijn voor de naamgeving. In Frans- en het westelijke West-Vlaanderen en in Limburg wordt pek, pekkemannetje, suikerpek, zoete pek of pekkoek gebruikt. Ze verwijzen naar de pikzwarte kleur van drop (pikzwart komt van pek). Pek is zelf een naam voor het zeer zwarte kleverige snoepje. Ten slotte kan smaak een rol spelen bij de naamgeving. Denk aan het Oost-Vlaamse anijsbolletje, anijsje en anijsspek.
In de Denderstreek in Oost-Vlaanderen en in sommige Limburgse plaatsen kennen ze drop dan weer als zjiezjiep. Het kortere zjiepje hoor je in enkele keren in Limburg. Zjiezjiep is hetzelfde woord als het Franse jujube, afgeleid van het Latijnse jujuba, dat op zijn beurt dan weer afkomstig is van het Griekse zizuphon, de zoethoutboom. Of het Noord-Brabantse sep of sjep en het Antwerpse sap en sjap eveneens verbasteringen zijn van dit jujube is niet helemaal zeker. Het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT) geeft aan dat de herkomst onbekend is, en vraagt zich af of het iets met sippen te maken kan hebben. Of is het gewoon een andere uitspraak voor sap dat net als drop ‘druppel’ een andere betekenis heeft gekregen in de snoepwereld.
Niet alle dialectnamen gaan terug op de Griekse of Latijnse naam voor de boom, ook de Nederlandse naam zoethoutboom zorgde voor een van de dialectnamen, namelijk het Limburgse houtkoek.
Zwarte rekkers
Er bestaan nog heel wat andere namen voor specifieke dropsoorten. Je hebt immers dropstaven maar ook zachte drop. Soms krijg je drop in de vorm van muizen of muntjes en je hebt ook veterdrop. En dat zorgt dan voor namen als belga (een Belgisch muntstuk), sepsteel of kalissestok en zwarte rekkers of kousebanden. Wie weet vind je een van deze lekkernijen in jouw schoen.
- Woorden voor drop in de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)
- Woorden voor drop in de Etymologiebank
- Woorden voor drop in e-WND en woordenbank.be
- Woorden voor drop in de Kaartenbank
- Woorden voor drop in mijnwoordenboek.nl
- Woorden voor drop in het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT)
- Van de Kerckhove, L. (1945), ‘Liquiritia in de Zuidnederlandse dialecten’, in: Handelingen van de Commissie voor Dialectologie en Toponymie, blz. 319-327.