Onze woorden bestaan uit lettergrepen, en in elke lettergreep moet een klinker zitten: la, o-pen, strijk-or-kest. Dat is de regel. Maar natuurlijk zijn er woorden die zich daar niet aan houden. Tss!
Psst! Het zijn tussenwerpsels
Woordjes als ach, hoor, hè, oké, tsjonge en mwah noemen we tussenwerpsels. En tussenwerpsels trekken zich nergens iets van aan: het zijn geen zinsdelen of delen van een zinsdeel, maar zelfstandige uitingen. Vaak gaan ze aan een zin vooraf, of komen ze erachter. En van de klinkerregel hierboven trekken ze zich dus ook weinig aan. Denk maar aan hm, psst, t-t-t-t, brr of tss.
Oké, zijn tussenwerpsels dan wel echte woorden? Nou en of! En ze zijn o zo nuttig. We gebruiken ze de hele dag door. Om bevestiging te vragen (mooi, hè?), om twijfel uit te drukken (tja, hm), genot (ah!), of ironie (pff!). Tja, toch best handig die tussenwerpsels!