Categorieën
Terug in de taal

friet

Binnenkort is het weer de Week van de Friet. Sinds 2014 pakt friturend Nederland elk jaar tussen 30 september en 8 oktober extra uit, dit in navolging van België waar men deze happening al bijna twintig jaar kent. De voorbije frietweken waren volgens de frietbranche een succes en ze lieten met woorden als frietlied en friettweet aardige sporen na in onze taal.

Het zijn de Fransen die de uitvinding van de friet opeisen. De eerste frituur zou in 1789 op de Pont Neuf in Parijs hebben gestaan, in volle Franse Revolutie. Anderen (vooral Belgen) beweren dat er al rond 1680 frieten gebakken werden in Namen en Dinant. Maar dat is waarschijnlijk een broodje aap, althans volgens Wikipedia, want aardappelen zouden pas rond 1740 in Wallonië geïntroduceerd zijn. En zonder aardappel geen friet.

Toch hadden we hier ook in de middeleeuwen al aardappelen. Aardappel (erdappel) was toen een andere benaming voor de wortelknol van de cyclaam, vooral geliefd bij varkens. Vandaar dat de aardappel ook wel varkensbrood genoemd werd. Ook frituur (friture) kenden we al honderden jaren geleden. Maar dan wel als algemene term voor in deeg gerold voedsel dat in kokend vet gebakken werd. Een middeleeuwse lekkernij was de lekfriet (lecfrite of lecfrute), een bepaald soort gebak.

Net zoals friture is –frite in lecfrite etymologisch te verbinden met het Franse woord frit, het voltooid deelwoord van frire “bakken”. Ook ons woord fruiten (“in vet of olie bakken”) is daarop terug te voeren.


Meer lezen